Door niet-handelen iets teweeg brengen
David Weber-Krebs over The Guardians of Sleep
In The Guardians of Sleep werkt David Weber-Krebs rond slaap. Niet zozeer als onderwerp van de voorstelling, maar als handeling die plaatsvindt op scène. Maar hoe breng je de passieve slaap in een kunstvorm als theater, waarin aanwezigheid, communicatie en expressie nog steeds basisprincipes zijn?
Van David Weber-Krebs waren al verschillende voorstellingen te zien in het Kaaitheater, onder meer Balthazar, Into the Big World en Tonight, Lights Out!. Zijn werk brengt op een bijzondere manier diepe complexiteit en messcherpe helderheid samen. In telkens andere vormen en voorstellen speelt hij, als rode draad door zijn oeuvre, met de verwachting en het handelingsvermogen van het publiek. In zijn nieuwe voorstelling The Guardians of Sleep werkt hij rond slaap. Niet zozeer als onderwerp van de voorstelling, maar als handeling die plaatsvindt op scène. Maar hoe breng je de passieve slaap in een kunstvorm als theater, waarin aanwezigheid, communicatie en expressie nog steeds basisprincipes zijn?
Zoals de titel doet vermoeden, staat in The Guardians of Sleep de slaap centraal. Niet zozeer als onderwerp van de voorstelling, maar als handeling die plaatsvindt op scène. Hoe kwam je bij het idee om rond slaap te werken?
Met mijn werk onderzoek ik de porositeit tussen wat er op het toneel en wat er in het publiek gebeurt. Deze fragiele en sensitieve situatie interesseert me omdat ze zo uniek is: er staat iets op het spel zijn. In het boek 24/7 van Jonathan Crary, las ik over slaap als laatste menselijke handeling die niet gekoloniseerd is door het kapitalisme – omdat je tijdens je slaap niets produceert of consumeert. Dat maakt het een heel kostbaar en precair gegeven, dat automatisch een fragiliteit in zich draagt. Het leek me interessant om de redenering van Crary om te draaien en te kijken wat je dan wel genereert als je slapende mensen op het toneel zet. Zou dan een gevoel van verantwoordelijkheid of zorg ontstaan bij het publiek? De voorstelling bestaat uit verschillende delen. Het slapen is iets waar we geleidelijk naartoe evolueren. Eerst zijn de performers actieve storytellers en wijden ze het publiek in in beelden en vertellingen uit hun leven.
Wat hebben die persoonlijke verhalen aan het begin dan te maken met hoe de voorstelling verder verloopt?
Het doet een zekere nabijheid ontstaan tussen performer en kijker. Als iemand zich als verteller tot jou gericht heeft, en zich dan zwijgend voor je neerlegt, behoud je in zekere zin een intieme verstandhouding met die persoon. In wat daarop volgt komen die beelden en verhalen terug als een gezamenlijke herinnering. De performers liggen daar voor je en blijven je lang aankijken. Het zijn net sculpturen, maar sculpturen die je aankijken. En dan sluiten ze hun ogen. Je wordt als het ware meegenomen in hun slaap. Je bent het laatste beeld dat ze meenemen in hun slaap. Misschien ga jij ook een rol spelen in hun gedachtes of dromen, net zoals de beelden die je te zien kreeg in jouw hoofd blijven verschijnen. Al die dingen zijn mogelijk, maar je kunt nooit echt weten of het zal gebeuren. Als iemand zijn of haar ogen sluit en zich mentaal terugtrekt, heb je geen toegang meer tot die persoon.
Je werkt op scène met elementen die een aura van echtheid uitstralen, maar evengoed een constructie kunnen zijn: de persoonlijke verhalen die verteld worden, en de in slaap vallende lichamen. Speelt die dunne lijn tussen fictie en non-fictie een rol in de voorstelling?
Wat ik merk in relatie tot deze voorstelling is dat je aanvankelijk blijft haken aan de vraag of het allemaal authentiek is, of er echt slaap wordt gegenereerd. Maar theater is op zich een ruimte voor fictie, en net die fictie biedt ons een zekere veiligheid. In het humanistisch theater geldt de afspraak dat een performer zich uitdrukt voor een publiek, bijvoorbeeld door te spreken of te handelen. In deze voorstelling ontsnapt de performer daaraan: hij of zij sluit de ogen en onttrekt zich, letterlijk. Zoiets heeft onvermijdelijk gevolgen voor het publiek. Het gaat immers niet om de letterlijke situatie, maar om wat er in die gezamenlijke ruimte aan het gebeuren is. We zijn hier geen voyeurs, die naar het privéleven van een ander kijken, of die lang naar een slapend lichaam kijken, maar actieve participanten in een gezamenlijk proces.
Hoe gaat het publiek zich dan gedragen?
De voorstelling vertrekt vanuit de klassieke posities van performer ten opzichte van kijker, waarbij beide groepen hun eigen plek hebben. Deze situatie desintegreert gaandeweg. Wat overblijft is een verzameling van lichamen die zich niet meer in een actief kijkende positie bevinden, maar zich, net als de performers, onttrokken hebben van de performance situatie. Er ontstaat dan een gemeenschap die ergens elke verwachting heeft laten varen. Maar omdat het proces zo sensitief is, is er nog een spanning voelbaar in de ruimte.
Ondanks – of net door – het wegvallen van de afspraak tussen kijker en performer, komt een andere afspraak van het theater in een heel pure vorm boven drijven: die van de voorstelling als moment van gedeelde tijd en ruimte, waarin je als groep samen iets ervaart. Was dat waar je met het zoeken naar fragiliteit bij uit wilde komen?
Ik wilde zichtbaar en voelbaar maken dat we in het theater dezelfde lucht delen in dat moment en die ruimte. Om te beseffen dat iedereen e puur door zijn of haar aanwezigheid een rol speelt in die tijdelijke gemeenschap en dat er een zekere onderhandeling noodzakelijk is. De concentratie van de lichamen en het feite dat ze gaandeweg niet meer bewegen en in slaap vallen, of dat tenminste proberen, dwingt sensitiviteit af. Zo ontstaat er een spanning, en wordt elke beweging belangrijk, elke ademhaling bijna. Gaandeweg komt alles tot stilstand. Dat genereert iets nieuws: het verandert je manier van zijn in die ruimte en het verandert je manier van kijken: als een lichaam omringt met andere lichamen.
Wie zijn dan de ‘guardians’ of de bewakers van de slaap in deze voorstelling?
In zekere zin ‘waakt’ het publiek over de slapende performers, en dat schept een verantwoordelijkheid, maar de performers blijven verantwoordelijk voor de situatie die er ontstaat: ze blijven, ook als ze zich onttrokken hebben, stilte produceren. En daar doet het publiek iets mee – of niet.
Het idee van verantwoordelijkheid speelt in mijn voorstellingen vaker een rol. In Tonight, Lights Out! bijvoorbeeld, waarin iedereen in het publiek een lichtknop in handen krijgt die verbonden is aan één brandend peertje. Met als opzet: samen een volledige black-out creëren. Wat er zich afspeelt, ligt volledig in handen van het publiek en de groepsdynamiek die ontstaat. Of in Balthazar, waarin er een ezel vrij op scène stond met een groep performers. Wanneer het publiek geluid maakte, reageerde de ezel daarop, waardoor de spelers opnieuw zijn aandacht moesten trekken – de ezel maakt immers geen verschil tussen performers en toeschouwers. Ik zie theater dus vooral als een situatie die je uiteindelijk allemaal samen vormgeeft.
In The Guardians of Sleep geef je ruimte aan slaap in een moment dat er eigenlijk niet geslapen wordt. Niet dat men nooit eens in slaap valt in het theater, maar die keuze voelt heel tegendraads. In de aankondiging van de voorstelling spreek je zelf over verzet en ongehoorzaamheid. Heeft slaap, als laatste antikapitalistische handeling, voor jou een activistisch potentieel?
In het maakproces van de voorstelling kwamen we uit bij een tekst die ging over een apathie-syndroom bij migrantenkinderen in Zweden. Kinderen van gezinnen die een teruggestuurd zouden worden naar hun land van afkomst, vielen in een diepe slaap, haast een coma, als reactie op die vreselijke uitkomst. Het lange wachten op een antwoord en het vooruitzicht toch te moeten breken met hun omgeving en naar een voor hun vreemde en bedreigende plek te trekken deed hun letterlijk verlammen. Bij sommige van die kinderen kon dat maanden of zelfs jaren duren. Het fenomeen werd in Zweden beschreven en aangeklaagd door tal van dokters en psychiaters. In de tekst gaat het over een jongen van Tsjetsjeense afkomst, die door wat er met hem gebeurt, uiteindelijk toch met zijn gezin kan in Zweden kan blijven. Door niet-handelen, door te slapen, brengt hij iets teweeg.
Slaap is een heel krachtig element, omdat het veiligheid thematiseert. Je kan alleen maar slapen als je veilig bent. De jongen uit de tekst beschreef achteraf dat het voelde alsof hij in een glazen doos zat, en niet durfde bewegen uit angst om die cocon te doorbreken. In de theaterruimte is slaap ook zo’n anti-handeling. Het wijst toch op een taboe of een breuk: de performer keert zich in zichzelf, in plaats van expressief te zijn. We zien hoe hij of zij zich terugtrekt in een dimensie waar wij geen grip op hebben. Maar we worden wel in die sfeer meegetrokken en deelgenoot van een ervaring.
Je voorstelling heeft een bepaalde duur, met een begin en een einde. Nodigt een anti-handeling als slaap niet uit tot een langere beleving? Tot het maken van een voorstelling met een ‘open einde’ – zoals bij Tonight, Lights Out! – waar ieder op eigen tempo beslist wanneer het stopt?
Het is belangrijk voor mij dat je naar buiten gaat met het gevoel dat je een theatervoorstelling hebt meegemaakt, van begin tot einde, waarvan je net door die gebalde concentratie beseft dat we samen iets gedaan hebben. Na de première in Mannheim zei iemand me dat er een sterk gevoel van solidariteit ontstaat in de voorstelling. Dat gevoel kan je misschien enkel behouden als je als groep ook samen afsluit en die ervaring beperkt in tijd.
David Weber-Krebs in gesprek met Esther Severi (Kaaitheater).