ma di wo do vr za zo
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
12
 
13
 
14
 
15
 
16
 
17
 
18
 
19
 
20
 
21
 
22
 
23
 
24
 
25
 
26
 
27
 
28
 
29
 
30
 
31
 
 
 
 
 

‘Verlangen naar een gevoel van trance’

in gesprek met Gisèle Vienne

Interview
12.12.17

Voor CROWD nodigde de Franse kunstenares en choreografe Gisèle Vienne vijftien jongeren uit om zich over te geven aan de technobeats van de jaren 90. Enkele weken voor de première hebben we het met haar over de presentatie en representatie van geweld, over Indonesische rituelen, en door kunstenaars gecreëerde begrafenissen.

Wat gebeurt wanneer een groep mensen een trance bereikt waarin ieder al zijn spanning en agressie kwijtraakt? Hoe werkt groepsdynamiek echt? Voor CROWD nodigde de Franse kunstenares en choreografe Gisèle Vienne vijftien jongeren uit om zich over te geven aan de technobeats van de jaren 90. Enkele weken voor de première hebben we het met haar over de presentatie en representatie van geweld, over Indonesische rituelen, en door kunstenaars gecreëerde begrafenissen. ‘Kunst is wel degelijk een legitieme context waarin dood en geweld een plaats kunnen krijgen.’

In CROWD benader je geweld niet vanuit het typische negatieve perspectief. Is er nood aan een nieuw discours rond geweld?

GISELE VIENNE: De uiteenlopende types van geweld vormen al jaren één van deonderwerpen waar ik rond werk. Geweld en dood worden vaak als iets negatiefs beschouwd, ook al is het altijd inherent geweest aan de mensheid. Mensen zoeken al duizenden jaren de confrontatie met geweld op, ook in de kunst. Denk maar aan de rotsschilderingen in Chauvet. Daarom vind ik het zo verrassend dat sommige mensen zich afvragen waarom ik zulke onderwerpen nog altijd wil behandelen. Hoe gaan we om met onze gewelddadige impulsen? En met al die andere invasieve, onbeschaafde gedachten die we niet durven uitdrukken? Het is een zorg die al lang meegaat.

De manieren waarop samenlevingen ruimtes en situaties creëren waarin we geweld en andere emoties kunnen uitdrukken –  zonder onrespectvol te zijn of anderen schade te berokkenen – houden me erg bezig. Ik denk dat kunst zo’n ruimte kan zijn. Eén van de uitgangspunten voor CROWD was de verschillende manieren om geweld uit te drukken tijdens een feestje – al dan niet gereguleerd, ongereguleerd of gerepresenteerd. Dit proces is sindsdien nog sterk geëvolueerd. De basisvragen zitten er nog in, maar zijn wat meer naar de achtergrond verschoven. Ik denk inderdaad niet dat ik geweld per se vanuit een negatieve hoek benader: ik probeer meer nuance te leggen door de verschillende uitdrukkingsvormen ervan aan te raken.

Deze expressie van geweld is mogelijk achter het beschermende schild van kunst. Ook rituelen komen al lang tegemoet aan deze nood. We moeten zulke rituelen absoluut behouden, maar er evenzeer nieuwe bedenken. De eerste stap zal echter zijn om deze noden te identificeren, analyseren en begrijpen. Er zijn al kunstenaars, maar ook politici, sociologen en psychologen, die daarmee bezig zijn. Een betere dialoog tussen de verschillende benaderingen zou onze maatschappij vast en zeker ten goede komen.

Met RE:RITE, het focusprogramma van dit seizoen, staat het Kaaitheater stil bij de relevantie van bestaande rituelen, maar gaat ook op zoek naar nieuwe rituelen in kunstpraktijken. Welke plaats vind jij dat kunst moet innemen in hedendaagse rituelen?

We mogen het belang van het artistieke in rituelen – zoals huwelijken en begrafenissen – niet onderschatten. Een niet-religieuze staat moet een sterk, artistiek alternatief bieden voor zulke symbolische momenten. Anders zou je denken dat religie een sterker spiritueel kader biedt dan niet-religieuze gemeenschappen.

Wellicht zoek je sowieso op de een of andere manier naar diepe en spirituele ervaringen in je leven, wie je ook bent, waar je ook bent opgegroeid en met welke middelen. Kunstenaars zouden veel meer met die aspecten van de samenleving begaan moeten zijn. Het zou bijvoorbeeld erg interessant zijn als je voor een begrafenis à la Matthew Barney of Pierre Huyghes kon kiezen. Aangezien zulke gebeurtenissen erg specifieke bedoelingen hebben, zouden de kunstenaars wel nauw moeten samenwerken met psychologen, sociologen, enzovoort, om er zeker van te zijn dat ze het volledige spectrum aan taken invullen: een begrafenis is bijvoorbeeld een spiritueel moment dat mensen confronteert met diepe vragen, maar ook een sterk moment van sociale cohesie.

Wat gebeurt er wanneer je geweld verbeeldt? Vindt er een transformatie plaats? En hoe waardevol is die transformatie, bijvoorbeeld tijdens het beleven van CROWD?

Er zijn veel manieren om geweld te verbeelden en te suggereren. Ik heb vooral gewerkt met suggestie, veel meer dan met representatie. Vanaf de eerste repetities van CROWD was ik verrast door het grote plezier en de sensualiteit in het spelen rond, kijken naar en omgaan met geweld. Daarom vond ik het interessant om dat plezier te belichten en te stimuleren. Net als de krachtige, veelzijdige sensaties die boven komen tijdens het feest dat we op scène brengen, vol choreografische regels die de tijd lijken te vervormen.

Je zet het idee van lichamelijkheid duidelijk op scène door de performers van CROWD te laten dansen op sterk ritmische beats.

De lichamelijkheid van de danser en de lichamelijke ervaring van het publiek staan centraal in CROWD. We kozen ervoor te focussen op de underground techno raves uit de vroege jaren 90, met zijn utopieën en drugcultuur. Daar creëerden de feestvierders nieuwe rituelen – of droomden daar op z’n minst van. Meestal ging het slechts om onhandige pogingen: de kloof tussen utopie en realiteit bleef vaak groot. Niettemin waren sommige van die pogingen erg sterk en doordacht. Het was een zoektocht naar die ervaringen waar de maatschappij geen ruimte voor bood. Ravecultuur werd vaak gezien als niet meer dan een bende kinderen die uit de bol wouden gaan op zoek naar genot. Maar ik denk eigenlijk wel dat ze vaak op zoek waren naar diepere ervaringen. In plaats van afzonderlijke nummers te draaien, mixten de deejays lange, ononderbroken sets die dagen- en nachtenlang konden doorgaan. Het was een verlangen naar een gevoel van trance, door te dansen, wakker te blijven of drugs te gebruiken. In CROWD werken we rond dat soort van ‘altered experiences’, en met de vragen die daarbij komen kijken.

Hoe breng je zo’n ervaring van trance over op het publiek?

Ik denk niet dat het publiek de trance zelf zal ervaren, of dat ik die overbreng op het publiek. Maar we stellen hun perceptie wel in vraag tegenover die van ons, en ook hoe muziek, licht en beweging die perceptie kunnen beïnvloeden en veranderen.

De subjectieve ervaring van tijd en zijn vervormingen staat centraal in CROWD. We hebben gewerkt rond ritmische verstoringen en de specifieke kwaliteit van de performers. Ook optische effecten, en vooral het lichtontwerp van Patrick Riou, wekken tegelijk een gevoel van helderheid en verwarring op. Ik werk wel vaker – en zeker in CROWD – met geretoucheerde bewegingen: met artificieel ogende lichamen, filmachtige montage en speciale effecten zoals slow motion, cut movements, superposities en versnellingen. Ze triggeren allemaal die tegelijk heldere en wazige staat.

We gaan op zoek naar een persoonlijke en gevoelige benadering van die triggers, zodat ze de persoonlijkheid van de performers versterken. De superpositie van die verschillende soorten kwaliteiten en stijlen in de bewegingen heeft niet alleen choreografische en muzikale waarde, maar ook dramaturgische en narratieve. Dat creëert interessante ritmische vibraties waarop je je kunt afstemmen – met soms een hypnotiserend effect.

Wanneer toeschouwers een theaterzaal binnenstappen, hebben ze allemaal een verschillend ritme, afhankelijk van de staat en situatie waarin ze zich bevonden voor ze naar binnen kwamen. Het stuk kan het ritme van hun lichamen afstemmen op haar eigen ritme. Ik heb dat bijvoorbeeld al heel duidelijk ervaren in het Japanse Noh-theater.

Ervaren de dansers ook een soort trance?

Daar weet ik eigenlijk te weinig over, maar het klopt dat de dansers zich vaak in een bepaalde toestand bevinden tijdens mijn voorstellingen. Of dat is in elk geval wat we proberen te bereiken. We vertrekken van echte gevoelens en een bewuste aanwezigheid. Zo willen we voorkomen dat we zomaar iets ‘faken’. Michel Leiris’ tekst (1) over de theatrale aspecten van trance beschrijft de essentiële verschillen tussen ‘théâtre joué’ (gespeeld theater) en ‘théâtre vécu’ (geleefd theater). Die analyse sluit mooi aan bij mijn zoektocht op scène.

Dankzij Arco Renz kon ik naar Indonesië gaan in het kader van EUROPALIA INDONESIA, samen met fotografe Estelle Hanania en muzikant Stephen O’Malley. We kregen er de kans om veel verschillende rituelen te zien, waarin sommige mensen een tranceachtige toestand bereikten. Ik probeerde dit op een zo accuraat mogelijke manier te bestuderen. Natuurlijk was ik me er continu van bewust hoezeer ik een buitenlander was: ik probeerde te begrijpen wat ik kon – wat waarschijnlijk niet zo veel was.

Je hebt het vaak over de collectieve ervaring van het publiek en de dansers. Tegelijk heeft iedereen ook zijn individuele ervaring. Is dat iets wat je op de een of andere manier zichtbaar maakt?

Ik probeer inderdaad echt op een individueel niveau te werken. Vragen rond het functioneren van groepen kwam ook al voor in The Ventriloquists Convention: wat maakt een gemeenschap tot gemeenschap en hoe komt het dat al die mensen tegelijk erg geïsoleerde personen zijn die zich eenzaam of anders dan de rest van de groep voelen? In die zin voelt CROWD een beetje aan als een reeks portretten.

Ik heb veel nagedacht over en geëxperimenteerd met het aantal mensen dat nodig was om een ‘crowd’ te vormen, waarin toch nog elk individu afzonderlijk opvalt. Voor deze voorstelling bleek vijftien het ideale aantal: je hebt de tijd om elke danser apart te bestuderen. Elk lichaam vertelt een volledig verhaal, een heel boek, dat een web van narratieven spint. Het is als een rijk schilderij vol details. Hoe vaak je het ook bekijkt, je ziet nooit alles. Ik hoop een soortgelijke ervaring teweeg te brengen in CROWD – niet op een frustrerende manier, maar op een spannende.

 

Een gesprek met Gisèle Vienne, door Lana Willems & Eva Decaesstecker (Kaaitheater).

(1) Michel Leiris, La possession et ses aspects théâtraux chez les Ethiopiens de Gondar, 1958.