ma di wo do vr za zo
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
12
 
13
 
14
 
15
 
16
 
17
 
18
 
19
 
20
 
21
 
22
 
23
 
24
 
25
 
26
 
27
 
28
 
29
 
30
 
 
 
 
 
 

Politiek van het waarneembare, verbeelding & elitekunst

Thibault Scohier reflecteert over Wowmen!20

Artikel
26.03.20

In de eerste week van maart — de week voor Internationale Vrouwendag — streek de vierde editie van WoWmen! neer in Brussel. Dit programma van performances, lezingen, debatten, films en workshops keek kritisch naar de staat van gender, kunst en samenleving. Passa Porta en Kaaitheater vroegen twee jonge Belgische auteurs, de Nederlandstalige Aya Sabi en de Franstalige Thibault Scohier, om WoWmen! bij te wonen en over die ervaring te reflecteren in een nieuwe tekst. Hier lees je de bijdrage van Thibault Scohier.

In de eerste week van maart — de week voor Internationale Vrouwendag — streek de vierde editie van WoWmen! neer in Brussel. Dit programma van performances, lezingen, debatten, films en workshops keek kritisch naar de staat van gender, kunst en samenleving. Passa Porta en Kaaitheater vroegen twee jonge Belgische auteurs, de Nederlandstalige Aya Sabi en de Franstalige Thibault Scohier, om WoWmen! bij te wonen en over die ervaring te reflecteren in een nieuwe tekst. Hieronder lees je de bijdrage van Thibault Scohier.

Ik ben geen vrouw, ik word niet gecategoriseerd op basis van mijn huidskleur, ik ben geen migrant, ik behoor niet tot een groep die in deze tijd wordt gediscrimineerd. Ik spreek nooit uit naam van wie dan ook. Ik wil het hebben over de generatie die helemaal aan het einde van de vorige eeuw werd geboren, de digitale revolutie heeft meegemaakt en is opgegroeid met ideeën als ‘het einde van de geschiedenis’ en ‘de dood van de ideologieën’. Het is een generatie die zogezegd alles moet heruitvinden, hoewel ze eigenlijk heel wat opnieuw moet aanleren en haar voorgangers reeds alle kaarten in handen hadden. Wij zijn de erfgenamen van de deconstructie en de kritische theorie, van ideeën over self-government en ecologie; de hoeveelheid kennis die we hebben meegekregen is zo groot dat ze zwaar op onze schouders drukt — maar niet zo groot als de zelfverloochening en de verblinding van de generaties die ons zijn voorafgegaan.

De neoliberale restauratie is een feit dat weinig vrouwen ter discussie stellen; door de opeenvolgende sociale crisissen, zoals die van de gele hesjes, is het onderwerp ook moeilijk te vermijden. Aan de andere kant zijn heel wat vrouwen van mening dat het met de mensenrechten en de strijd tegen discriminatie nog altijd de goede kant op gaat. Komt ‘diversiteit’ niet steeds vaker in beeld? Moeten bedrijven niet voortdurend communiceren over het belang van samenleven en gelijke kansen? Wordt het emancipatorische gedachtegoed niet jaar na jaar gevoed met nieuwe teksten en studies die de ervaring met dominantie en discriminatie steeds verder uitdiepen?

En toch. Polen is bezaaid met ‘LGBT-vrije zones’ en in Hongarije worden pro-nazistische en antisemitische auteurs in onderwijsprogramma’s gerehabiliteerd. Overal treedt extreemrechts toe tot het bestuur en bepalen identitaire thema’s de agenda, zelfs binnen de klassieke politieke formaties. We leven in een gespleten tijd. In de VS werd Harvey Weinstein veroordeeld tot een gevangenisstraf van meer dan twintig jaar, maar in Frankrijk werd Roman Polanski bekroond tijdens de uitreiking van de Césars. Het debat dat volgde op deze verheerlijking van een dader die zich voordoet als een nieuwe Dreyfus (die, anders dan Polanski, wel degelijk onschuldig was), zorgde wekenlang voor opschudding in de Franstalige wereld. Onze maatschappij was wellicht nooit eerder zo verdeeld, met aan de ene kant het conservatisme dat steeds meer aan belang wint, en aan de andere kant het intersectionele denken, dat aanspraak maakt op de vruchten van de vooruitgang die ons nu al veertig jaar lang worden voorgehouden.

Ook in Franstalig België is dat klimaat voelbaar. We stellen vast dat het zelfgenoegzame of opgelegde zwijgen daar nog altijd domineert, zelfs al hebben enkele moedige vrouwen van zich laten horen. Waar zijn bij ons de beroemde agressors? Waar zijn de mannen die hun macht misbruikten om het leven van anderen te vernietigen? Ze zitten op hun post. De #MeToo-beweging moet in Franstalig België nog op gang komen. We zouden ons moeten bezinnen over de redenen voor deze inertie. Iedereen die de academische of culturele wereld van dichtbij kent, kan minstens twee of drie publieke geheimen opnoemen over een manipulerende professor of acteur die zijn handen niet thuis kan houden. Het grootste onrecht schuilt ongetwijfeld in het feit dat diezelfde professor of acteur publiekelijk het woord kan nemen om de vrouwenzaak te bepleiten, of omgekeerd bij hoog en laag kan beweren dat het feministische totalitarisme onze ondergang zal betekenen.

De politiek van het waarneembare

Schrijvers als Édouard Louis en Virginie Despentes hebben elk op hun manier de vinger gelegd op het belangrijkste knelpunt van de huidige spanningen: de publieke uitdrukking van het lijden. De onderdrukkers willen de onderdrukten het recht ontnemen om hen op hun eigen terrein te bevechten: de filosofie, de wetenschap, de retoriek en de publieke ruimte. Ze voelen zich diep gekwetst wanneer hun overtuigingen op losse schroeven worden gezet. ‘Natuurlijk zijn wij feministen, maar die feministen daar, die extremisten, willen de fundamenten van de samenleving vernietigen!’ Juist deze ‘fundamenten van de samenleving’ vormen echter het echte probleem. De onderdrukkers aanvaarden alleen schijngelijkheid, theoretische rechten en het strikte minimum, allesbehalve een echte herverdeling van het vermogen om de werkelijkheid vorm te geven, om de wereld betekenis te geven door haar te beschrijven, te analyseren en te reproduceren. 

De kracht van #MeToo en alle andere hedendaagse bewegingen, hoe divers ook, schuilt in het omkeren van het narratief. Nee, onze maatschappij staat niet in de voorhoede, ze hinkt achterop; nee, een stap in de goede richting volstaat niet, we moeten over de kloof springen; en nee, dit is niet het moment om geduldig te zijn ten aanzien van het reële, voortdurende lijden van vrouwen, van geracialiseerde mensen, zwakkeren, migranten, homoseksuelen en iedereen die buiten de heersende normen en waarden worden geplaatst. Wat voor de onderdrukkers gemeenschappelijk is, is in feite de kleinste gemeenschappelijke deler. Dat is dan een burgerlijke persoon die geslaagd is in het leven; en kijk eens, er zijn toch steeds meer vrouwelijke eerste ministers! Is dat niet het volmaakte symbool van de superioriteit van onze morele waarden? Dat een vrouw, net als een man, de staat kan leiden? De staat is een gegeven waaraan niet getornd mag worden. We mogen het systeem hervormen, en het is ook nog aanvaardbaar om de parlementaire vertegenwoordiging diepgaander te vervrouwelijken (zoals Karen Celis en Sarah Childs voorstellen). Maar een revolutie? Dan denkt iedereen meteen aan despotisme en onvrijheid!

De onderdrukkers zijn doodsbenauwd dat het gelijkheidsideaal een grondige herstructurering van de instellingen en een herverdeling van het (economische, culturele en symbolische) kapitaal met zich mee zal brengen. Ze willen de gelijkheid koste wat het kost in een mal doen passen die wordt uitgedrukt in euro’s, en vervolgens zijn ze verbaasd dat de mensen zich erover verbazen dat deze gang van zaken ook zijn grenzen heeft. Omgekeerd pleiten de betrokken groepen en individuen voor een politiek van het waarneembare (une politique du sensible), een politiek die de werkelijkheid herschikt door lessen te trekken uit de concrete ervaring met onderdrukking. De uitdrukking van emoties, die door de pseudorationele ideeën van de onderdrukkers aan waarde heeft ingeboet, komt opnieuw centraal te staan — en die plaats had ze eigenlijk nooit mogen afstaan. Waarom zou het lijden een minder goede raadgever zijn dan zelfgenoegzaamheid? Waarom zou de transformatie van onze sociale werkelijkheid gevaarlijker zijn dan een status quo die ons terugvoert naar de kwalijkste oplossingen uit het verleden? Alleen al het effect dat de film van Rebecca Simons teweegbracht tijdens WoWmen!, toont hoe belangrijk het is om ervaringen werkelijk te kunnen delen.

Uit leed en andere ervaringen kunnen we ook kracht putten, en daarin schuilt zonder twijfel een van de sleutels voor de toekomst. Tal van filosofen, zoals Rosi Braidotti, die werkt in de geest van Deleuze en Guattari, verkennen de mogelijkheden die dat biedt. Het is een denkspoor voor al wie het snijvlak opzoekt waar een nieuwe, offensieve en maximalistische dynamiek op gang kan worden gebracht. Hoewel de arbeidersbeweging en de oorspronkelijke socialistische systemen hun blinde vlekken hadden, is er toch iets waar we hen om kunnen benijden: ze vonden een manier om miljoenen individuen te verenigen rond een gemeenschappelijk leed en gemeenschappelijke emancipatie. Dat gevoel moeten we hervinden en weer opbouwen, rekening houdend met alles wat het kritische en deconstructivistische denken ons heeft geleerd over de fouten van revolutionaire bewegingen uit het verleden. 

Verbeelding en elitekunst

De kunsten hebben natuurlijk ook een rol te spelen. Dat hebben de kunstenaars overigens goed begrepen. Weinig tijden waren zo rijk aan creatie en kenden zo veel teksten, spellen en muziekgenres als de onze. Ondanks de toenemende onzekerheid en de culturele baronieën die dankzij overheidssteun kunnen voortbestaan, verrijken duizenden vrouwen de gemeenschappelijke verbeelding met nieuwe vormen en ideeën. Deze rijkdom heeft echter ook een pervers effect. Doordat culturele instellingen kunstenaars aanzetten tot steeds meer originaliteit, maken zij een onderscheid tussen kunstenaars en nieuwelingen. Ze bevorderen steeds abstractere en moeilijkere artistieke codes en vergroten zo de kloof tussen de elitaire en de populaire kunsten. Toch staan beide (grove) categorieën voor dezelfde uitdagingen: die van de kapitalistische privatisering en de industrie.

En zo zien we een dubbele overeenkomst tussen de meest conformistische Hollywoodfilm en het meest avant-gardistische kunstwerk: als eerste hun onschuldige karakter, en vervolgens hun vermogen om de portemonnee van de meest fortuinlijke klassen te spekken. Ook stellen ze allebei sterk gecodificeerde creatieve normen op, al drukken ze zich op een andere manier uit. Blockbusters gebruiken steeds dezelfde nostalgische en verslavende recepten, installaties à la Koons ontsnappen zogenaamd aan alle codes en semantiek, maar creëren uiteindelijk een nieuwe, soepele en multi-inzetbare identiteit. Beide willen doen geloven dat ze grote bronnen zijn voor de hedendaagse collectieve verbeelding, terwijl ze in feite symptomen zijn van grote armoede. Zelfs wanneer zulke artistieke uitingen gepaard gaan met uitstekende intenties — zoals het geval is bij de ‘leefperformance’ van de kunstenaressen Kim Snauwaert en Anyuta Wiazemsky — dan zijn ze vaak niet overdraagbaar en zelfs verbazingwekkend misplaatst (er wordt bijvoorbeeld gelachen met vrouwen die de draak steken met de Dienst Vreemdelingenzaken... terwijl er op datzelfde ogenblik in Griekenland met scherp geschoten wordt op migranten). Maar kun je het hun kwalijk nemen? De festivals, musea en kunstscholen willen meer van dat!

Verbeelding is een voorwaarde voor actie. Je kunnen inleven in de manier van denken van een ander: dat is hoe empathie ontstaat. Door je een betere, feministische, intersectionele en antikapitalistische maatschappij in te beelden, ontstaat het verlangen naar verandering. Een nieuwe verbeelding verkennen is dus een van de fundamentele verzetsdaden van onze tijd, nu de almachtige algoritmes van de culturele industrieën ons richting conformisme en passiviteit duwen.

Maar deze wedloop op de verbeelding moet ook rekening houden met de grenzen van het avant-gardisme, van de elitekunst, en altijd in gedachten houden dat populaire kunst geen mindere kunst is, dat codes die gedeeld kunnen worden geen slechte codes zijn en dat het probleem van overdracht ook het probleem van de kunstenaar is... De mooiste artistieke experimenten vind je soms in de niche, bijvoorbeeld in de sciencefictionliteratuur. Toont De ontheemde van Ursula K. Le Guin ons niet de beloftes en valkuilen van een utopische maatschappij? Geeft Het verhaal van de dienstmaagd van Margaret Atwood ons niet de wapens in handen waarmee we de patriarchale overheersing kunnen begrijpen? En geeft Kindred van Octavia E. Butler de lezeressen door met de tijd te spelen niet meer inzicht in de problematiek van de koloniale herinnering? Drie schrijfsters, drie voorbeelden van een populaire maar zinvolle én noodzakelijke artistieke praktijk.

 

Thibault Scohier, maart 2020

Uit het Frans vertaald door Lien Vanreusel

 

Thibault Scohier (Namen, 1992) studeerde politieke wetenschappen en heeft een bijzondere interesse voor de politieke filosofie. Hij is momenteel cultuurcriticus en redacteur voor verschillende Brusselse tijdschriften zoals KarooPolitique en Le Journal de Culture et Démocratie.