ma di wo do vr za zo
 
 
 
 
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
 
 
14
 
 
 
 
18
 
19
 
 
 
22
 
 
24
 
25
 
26
 
27
 
 
 
 
 

‘Niet constant doen, gewoon zijn!’

Een gesprek met Ivana Müller

Interview
16.10.18

Vier dwalende reizigers trekken steeds verder dit woud in, en raken de weg helemaal kwijt. Met Conversations out of place borduurt choreografe Ivana Müller verder op haar interesse in andere manieren van omgaan met tijd en verbeelding: ‘De poging om de tijd collectief te vertragen is het meest politieke aspect van het stuk.’ Een gesprek met Ivana Müller.

Een gesprek met Ivana Müller, door Guy Gypens & Eva Decaesstecker (Kaaitheater)

Het podium is leeg, op een kamerplant na. Terwijl de tijd vertraagd voortschrijdt, groeit de scène uit tot een imaginair landschap vol planten, rotsen en water. Vier dwalende reizigers trekken steeds verder dit woud in, en raken de weg helemaal kwijt. Met Conversations out of place borduurt choreografe Ivana Müller verder op haar interesse in andere manieren van omgaan met tijd en verbeelding. ‘De poging om de tijd collectief te vertragen is het meest politieke aspect van het stuk.’

Kun je ons wat meer vertellen over de ideeën die aan de basis van Conversations out of place lagen?

Er bestaan verschillende relaties tussen het idee van het lichaam, het gemeenschappelijke en de plaats van de verbeelding. Die relaties heb ik als choreograaf onderzocht. De afgelopen zes jaar heb ik steeds met verschillende vormen van dialogen en conversaties gewerkt, en ook nu kwam de vorm van een gesprek onmiddellijk in me op. Het interessante aan een conversatie is dat ze geen finaal doel heeft en geen script volgt: het is een serie uitwisselingen, omwegen, ontmoetingen en associaties. Sinds enkele jaren gebruik ik ook graag uitwisseling en ecologie als kader: hoe investeren we in samenzijn? Hoe wisselen we gedachten en ideeën uit? Hoe kunnen we op een goede en interessante manier recyclen? Hoe werken we aan het idee van duurzaamheid, enerzijds als praktijk, maar ook als benadering van choreografie, dramaturgie et cetera? Vanuit die ideeën ben ik aan de creatie van Conversations out of place begonnen.

Hoe heb je die ecologische strategieën in het stuk verwerkt?

Ik heb uit elk van mijn vorige stukken een element gerecycleerd. Zo is While we were holding it together (2006) een tableau vivant. In Conversations is alles gebaseerd op de herhaling of transformatie van één tableau dat steeds terugkomt. Playing Ensemble Again and Again (2008) wordt volledig in slow motion uitgevoerd. En in 60 minutes of opportunism (2010) gebruik ik een rugzak, waar alle elementen van de show een voor een uit komen.

De structuur van Conversations is cyclisch – dezelfde soort beelden komen telkens terug in de loop van het stuk – en lineair tegelijk – het heeft wel degelijk een begin, midden en einde. De blik van de toeschouwer transformeert deze terugkerende beelden, waardoor ze iedere keer net iets anders lijken. Ook dat kun je zien als een vorm van recyclage. Dit mechanisme kan een duurzame dramaturgische ontwikkeling tot stand brengen. Op één plant na is het podium in het begin van het stuk leeg, maar in de loop van de voorstelling komen er almaar elementen bij. Op het eerste gezicht zien die eruit als afval, maar als we ze eenmaal hergebruiken als visuele of tekstuele elementen van het stuk, beginnen ze de verbeelding te prikkelen. Daar zit hem opnieuw een aspect van recycling.

Je had het al over de plant. De natuur en onze relatie met de natuur spelen een significante rol in Conversations out of place. Waarom die ene plant op de scène?

Toen ik met het stuk begon, realiseerde ik me dat het theater een van de minst ecologische plaatsen is die je je kunt indenken. Denk maar aan de kilowatts die we verbruiken om een podium te belichten! In het begin wou ik met veel meer planten werken, maar toen besefte ik hoe afschuwelijk dat zou zijn: planten houden er niet van om in een donkere doos gestopt en versleept te worden. Daarom heb ik de aanwezigheid van ‘de echte natuur’ gereduceerd tot een enkele plant. Omdat ik me in een theater bevond – dus op een plaats van representatie – werkte ik door op de vraag hoe we de natuur kunnen representeren, en ons collectief kunnen inbeelden.

Tijdens het creatieproces was je in residentie in Parc de la Villette. Een park illustreert de relatie van mensen met de natuur heel goed. Heeft de residentie je stuk beïnvloed?

Ik heb veel gepraat met Nicolas Boehm, de tuinman van Parc de la Villette. We hadden het over concepten zoals wortel schieten, symbiose, inplanten, koloniseren… allemaal concepten die een interessante weerklank hebben in de sociaal-politieke context. Verschillende types tuinen zijn inderdaad directe vertalingen van mentaliteiten of reflecties op hoe je je directe omgeving kunt organiseren. De natuur functioneert dan als materiaal, en filosofische, sociale of politieke concepten als instrumenten. Kijk maar eens naar het immense verschil tussen een Engelse, Franse en Japanse tuin!

Een andere belangrijke invloed in het proces waren schilderijen. In romantische landschapsschilderkunst zie je altijd vier elementen terugkeren: vegetatie (bomen en planten), mineralen (rotsen en bergen), water (meer of rivier) en dieren of mensen. Het tableau dat ik creëer op het eind van Conversations out of place bevat al die elementen: de bergen representeer ik met weinig middelen, water krijgt een minimale maar toch spectaculaire vorm, planten krijgen een erg duurzame insteek en de performers ondergaan een permanente transformatie.

Een type schilderij dat ons ook geïnspireerd heeft tijdens het creatieproces is het conversatiestuk. Zulke schilderijen waren erg populair in de achttiende en negentiende eeuw in Engeland. Het genre was beïnvloed door de Nederlandse genreschilderkunst en werd vooral gevoed door de ontwikkelingen in de kolonies. Mensen die naar de kolonies reisden, brachten planten en decoratieve elementen mee terug. Rijke mensen gebruikten die dan om fabelachtige ruimtes in te richten – een soort kleine paradijzen in hun woningen. In de negentiende eeuw zie je ook een obsessie met nepruïnes in tuinen: de zogenaamde follies. In conversatiestukken maken al die dingen deel uit van de landschappen waarin families zich lieten portretteren. Zoals de naam van het genre suggereert, zie je hen poseren terwijl ze aan het praten zijn. In de binnenhuisversies van zulke schilderijen, zie je salons vol planten zoals wij er eentje hebben op het podium.

En hoe zit het met de conversatie die plaatsvindt in jouw voorstelling?

De tekst is gebaseerd op improvisatie en bevat dus materiaal dat de performers Hélène Iratchet, Julien Lacroix, Anne Lenglet en Vincent Weber hebben aangebracht. Het is een gesprek dat zich blijft ontwikkelen: de meerderheid van het script is vooraf geschreven, maar er zijn altijd mogelijkheden om de tekst te doorbreken en te beginnen improviseren, wat het stuk veel ‘levendiger’ houdt. Ik wou ook dat ze een echt gesprek voerden, niet dat ze er een representeerden dat maanden tevoren is geschreven. In die zin kunnen de performers nooit ‘zomaar’ wachten op een teken om een zin uit te spreken, ze moeten altijd echt naar elkaar luisteren. Het is een choreografische improvisatie, maar dan met woorden.

Er is iets vreemds aan de hand met de tijd in het stuk: het speelt zich af in een soort onbekende toekomst, maar reflecteert ook over het verleden. En toch gaat het helemaal over het nu.

Je kunt op verschillende manieren met tijdsduur omgaan. Eerst en vooral is er het tempo van de voorstelling. De performers voeren alle bewegingen uit in slow motion, terwijl ze met normale snelheid spreken. Er zit dus een heel onnatuurlijk kantje aan – vergelijk het met een soort meditatieve staat. Het is interessant om te zien hoe die toestand verscheidene perspectieven kan openen, of manieren om in het moment te zijn.

Voor mij is die poging om collectief de tijd te vertragen het meest politieke aspect van het stuk. De problemen waarmee we vandaag kampen, zijn namelijk veroorzaakt door de extreme versnelling van de laatste twintig jaar. Kijk maar naar de geschiedenis van de dans: in de jaren negentig bewogen dansers veel. Omdat het aan het einde van de eeuw was, moest dans snel, virtuoos en pittig zijn, met dansers die driehonderd keer per seconde neervielen. Het was het eind van een tijdperk waarin mensen nog geloofden in vooruitgang. Toen zagen we versnelling als de weg naar een beter leven. Maar die versnelling veroorzaakte uiteindelijk schade, volgens de wetten van de mechanica: als je veel beweegt, produceer je warmte en entropie. Volgens mij heeft al die snelheid – concreet dan wel metaforisch – de situatie gecreëerd waarin we ons vandaag bevinden. En nu moeten we dus weer vertragen en afkoelen. Een manier om dat te doen is door tijd te nemen en te reflecteren. Niet constant doen, maar gewoon zijn.

Conversations out of place maakt deel uit van onze focusweek ‘Het Sublieme’. Het romantische tableau refereert direct aan het negentiende-eeuwse idee van de natuur als iets subliems. De manier waarop jij omgaat met de relatie tussen de natuur en de mens is net het omgekeerde van het Sublieme: je presenteert de natuur niet als iets onbekends, mysterieus en gevaarlijks. Maar door het tempo en de gesprekken, sluipt er toch weer iets subliems in: het onbekende, gerelateerd aan wat de mens de natuur aandoet.

Ik wou niet per se iets subliems produceren, maar op de een of andere manier was het er vanaf het begin van het proces aanwezig, en vooral als iets wat letterlijk uit de stroom van het stuk is getild – een beeld, een beweging, een gebaar of gebeurtenis. Er zitten behoorlijk wat mysterieuze of haast spirituele elementen in het stuk, die een gevoel van het sublieme kunnen oproepen: op bepaalde momenten zet iets wat de performers horen de stroom van de beweging stop, als iets onzichtbaars dat dreigt vanuit het duister. We praten ook op een bijzondere manier over de dood: de verdwijning van de mensen. Het feit dat we efemeer zijn heeft iets angstaanjagends, maar ook iets erg subliems, wat dan weer het domein van de spiritualiteit benadert. En alleen als we die spirituele kant aanvaarden of hebben, kunnen we het idee van verdwijning verdragen. Of dat is toch mijn idee.

Het klinkt allemaal erg zwaar en ernstig, maar eigenlijk zit er ook veel humor in het stuk.

Met Conversations out of place wou ik een algemene toestand creëren waarin we wat tijd met elkaar kunnen doorbrengen. Het mag dan een erg radicale toestand zijn, omdat het hele stuk dat ene tempo heeft, maar wanneer je wat inzoomt, ontdek je ook andere snelheden, impulsen en energieën. En humor is er daar inderdaad een van. Humor helpt de toeschouwer om in het stuk te komen, en werkt uitnodigend. In al mijn stukken behandelt de tekst ernstige en belangrijke vragen, maar er zitten ook altijd extreem dwaze en vaak grappige momenten in. Gewoonlijk maak ik werk vanuit het oogpunt van de toeschouwer: ik zorg ervoor dat ik doorheen het stuk verscheidene afstanden aanbied tot de materie die ik behandel. Op sommige momenten kun je je heel direct verbinden met wat je ziet en hoort –humor creëert die connectie vaak. En dan zijn er momenten met meer afstand. Wanneer ik zelf toeschouwer ben, vind ik het prettig om dat soort ruimte te krijgen. In die zin wordt dit stuk een behoorlijk genereuze omgeving. Het geeft de toeschouwer een ruimte om naar binnen te komen. En in die ruimte deel ik oprecht de vragen die ik mezelf stel, zonder daarom altijd ook antwoorden te geven. Dat laat dan weer een continue uitwisseling toe.