ma di wo do vr za zo
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
12
 
13
 
14
 
15
 
16
 
17
 
18
 
19
 
20
 
21
 
22
 
23
 
24
 
25
 
26
 
27
 
28
 
29
 
30
 
 
 
 
 
 

'Het zal alleen een goed stuk zijn als we het samen realiseren'

een gesprek met Rosas-dansers Cynthia Loemij & Thomas Vantuycom

Interview
19.04.19

Tussen de opvoeringen van de nieuwste Rosas-productie De zes Brandenburgse Concerten door, nodigen we Cynthia Loemij en Thomas Vantuycom uit om met ons terug te blikken op bijna veertig jaar Rosas-geschiedenis. Een gesprek met twee generaties.

Rosas-dansers Cynthia Loemij en Thomas Vantuycom zijn beiden betrokken bij de herneming van Bartok/Beethoven/Schönberg. Loemij vervoegde Rosas in 1991 en leert voor deze repertoireavond Verklärte Nacht aan aan een nieuwe generatie dansers – zelf zal ze het duet ook nog een paar keer dansen. Vantuycom studeerde in 2014 af aan PARTS en kwam bij Rosas voor de museumvoorstelling Work/Travail/Arbeid. Hij zal tijdens de repertoireavond zowel in Grosse Fuge als Verklärte Nacht meedansen. Tussen de opvoeringen van de nieuwste Rosas-productie De zes Brandenburgse Concerten door, nodigen we hen uit om met ons terug te blikken op bijna veertig jaar Rosas-geschiedenis. Een gesprek met twee generaties.

Cynthia, jij zit ondertussen al bijna dertig bij Rosas, wat was het eerste stuk waarin je meedanste? Hoe zag je Rosas als gezelschap sindsdien evolueren?

CL: De eerste voorstelling waarin ik meedanste was Achterland. Ik verving toen Fumiyo Ikeda. Het gezelschap bestond toen uit een kleine groep van een negental dansers, allemaal met een vast contract. Dit groeide langzaam uit tot een grotere groep, met veel freelancers die zowel binnen als buiten het gezelschap actief waren. Fumiyo begon bijvoorbeeld met eigen creaties en ikzelf heb met Mark Lorimer toen ook eigen werk gemaakt. Deze los-vaste structuur maakte het steeds ingewikkelder om ieders planning op elkaar af te stemmen, waardoor het gezelschap uiteindelijk terugkeerde naar de huidige structuur met meer vaste contracten.
De vorm van het gezelschap weerspiegelt zich natuurlijk ook sterk in de plekken waar we zaten. Vroeger hadden we één studio voor iedereen, met twee mensen op kantoor. Alles was kleiner en simpeler. Toen speelden we ongeveer één creatie en twee repertoirestukken tegelijkertijd. Sinds we naar de huidige locatie verhuisden, kwam de school erbij en werd Rosas een veel grotere organisatie. Tegenwoordig zijn de activiteiten binnen Rosas heel divers: er zijn veel meer stukken die tegelijk worden opgevoerd – zowel creaties als repertoirestukken –, er wordt massaal gerepeteerd, en soms repeteren de PARTS-studenten mee. Het schema ontploft hierdoor af en toe. (lacht) Een gigantisch verschil met vroeger, maar het is wel leuk om al die dingen te kunnen doen. Sinds enkele jaren heeft Rosas ook een repertoiregezelschap naast het creatiegezelschap, maar ik heb wel het gevoel dat we één gezelschap zijn.

Thomas, jij zit zowel in het creatiegezelschap als in het repertoiregezelschap. Hoe ervaar jij het verschil tussen de twee?

TV: Eigenlijk lopen beide gezelschappen wat door elkaar. Vooral de mannelijke dansers zijn in beide gezelschappen actief. Zo doen veel van de mannelijke dansers uit het repertoiregezelschap mee in de Brandenburgse Concerten. Maar ook qua stukken valt er niet altijd een duidelijke lijn te trekken tussen creatie en repertoire. Een werk als Zeitigung bijvoorbeeld is een herwerking van Zeitung en heeft naast een repertoireaspect ook een creatieaspect. We hebben zelf materiaal bijgemaakt en sommige delen van het oorspronkelijke materiaal vervangen door nieuwe stukken. Ook A Love Supreme was in zekere zin een recreatie. Maar we dansen evengoed het pure repertoirewerk, waarbij het stuk onveranderd blijft, zoals Rain. De repertoireavond Bartók/Beethoven/Schönberg is daar ook een goed voorbeeld van. Tijdens deze avond dansen we de delen Quartet n°4, Grosse Fuge en Verklärte Nacht, die respectievelijk uit de voorstellingen Bartók/aantekeningen (1986), ERTS (1992) en Verklärte Nacht (1995, met een nieuwe versie uit 2014) komen.

Welke evolutie merken jullie in het dansmateriaal?

CL: De ‘early works’ zijn heel erg op Anne Teresa De Keersmaekers eigen lichaam geschreven, op hoe zij haar lichaam bewoog. Bij Bartók zie je dat goed in de lichaamstaal en de theatraliteit. Langzamerhand verschoof haar interesse naar de taal van haar dansers en ankerde ze de basisfrases van de voorstellingen op hun bijdrage. Neem bijvoorbeeld Mozart / Concert Aria’s, waarin iedereen zijn eigen frases maakte. Alle frases kwamen samen in die ene voorstelling waardoor je allemaal verschillende stijlen krijgt onder één thema. Ook Grosse Fuge kan je in deze evolutie plaatsen. Het is de periode dat Wim Vandekeybus opkomt, dat mannen het gezelschap vervoegden, en er veel over de vloer gerold werd.
In latere voorstellingen keert Anne Teresa terug naar één bewegingsfrase die ze zelf maakt, of samen met iemand anders. In het laatste stuk, de Brandenburgse Concerten, is de frase van Jason Respilieux de basisfrase geworden. Verklärte Nacht kun je zien als een kleine uitschuiver naar de romantiek. De basisfrase is van de hand van Anne Teresa zelf, de duetten werden geschreven door de dansers die het destijds meemaakten.

We hebben het hier wel over bewegingsmateriaal. De choreografie, het schrijven in tijd en ruimte, is altijd van Anne Teresa. Zij bepaalt het ritme en hoe het stuk in elkaar zit, terwijl een danser binnen de choreografie zelf bewegingsmateriaal kan aanreiken.

TV: In de hernemingen merk ik bij Anne Teresa ook een zoektocht naar uitpuren. Grosse Fuge dansen we bijvoorbeeld met minder dan de oorspronkelijke cast. Dat is niet enkel om praktische redenen, ik denk dat ze ook gewoon meer interesse heeft in een iets ‘cleanere’ versie. ‘Een danser – een instrument’ is iets waaraan ze de laatste jaren meer en meer aandacht hecht en nu past ze dat ook retrospectief toe in sommige van de repertoirestukken. Ook in A Love Supreme hebben we dit op een striktere manier toegepast, waardoor het ook ‘juister’ wordt.

Over uitpuren gesproken: Verklärte Nacht was oorspronkelijk veel grootser met decor en meer dansers. In 2014 herwerkte De Keersmaeker de voorstelling tot een duet op een lege scène.

CL: Er is nu inderdaad helemaal niets meer: het decor is weg, de bladeren zijn weg, alle dansers zijn weg… (lacht) Telkens wanneer ik het stuk zelf dans, blijf ik in mijn hoofd alle andere mensen zien. Ik stel me dan voor hoe op een bepaald moment alle dames binnenkomen in al die verschillende jurken. Door de transformatie van een groepsstuk naar een duet, is het een pak vermoeiender geworden. In de oorspronkelijke versie deed ik alleen de solo en dan kleine stukjes hier en daar. Nu is het alles samen. De oorspronkelijke duetten werden gemaakt met verschillende mensen, terwijl nu alles door dat ene koppel wordt verbeeld.

Klopt het stuk voor jou als danser dan nog wel?

CL: Ja dat wel, het sluit nu ook beter aan bij het verhaal van Dehmels gedicht. Dat gaat over een vrouw die aan haar man vertelt dat ze zwanger is van een andere man. Door het wegnemen van decor en van de andere dansers, is de voorstelling ‘uitgepuurd’ en juister, zoals Thomas zegt. En de dans contrasteert nu sterk met het orkest: je hebt die heftige muziek versus de lege scène met twee mensen.

Hoe wordt het repertoire doorgegeven aan een nieuwe cast?  Gebeurt dit door de dansers uit de originele cast?

TV: Niet noodzakelijk, soms wordt de choreografie aangeleerd door een danser die het geleerd heeft van een andere danser. Nu werk ik bijvoorbeeld op Grosse Fuge met Mark Lorimer, die het zelf geleerd heeft van Thomas Hauert. Hij heeft het wel zodanig vaak gedanst dat het zijn eigen rol is geworden. Het leerproces wordt ook ondersteund door video, en vaak door verschillende opnames naast elkaar om het incidentele van een specifieke video er uit te krijgen.

CL: Ik vind het persoonlijk wel belangrijk om – indien mogelijk – de dansers uit de originele cast erbij te halen. Het geeft extra bagage aan de danser die de herneming zal moeten dansen. De originele cast heeft meer verhalen over het creatieproces, over hoe bewegingsmateriaal ontstond en welke betekenissen en ideeën er achter de bewegingen liggen. Die dingen verwateren namelijk het snelst, terwijl ze net heel belangrijk zijn voor de ‘smaak’ van het materiaal. Je kan passages aanleren, maar het is belangrijk dat je de volledige context van de bewegingen erbij krijgt. Nu hebben we bijvoorbeeld Mark even binnengehaald voor de duetten in Verklärte Nacht, omdat hij dat duet gemaakt heeft en zijn persoonlijke aandachtpunten heeft. Ikzelf ga ook nog even bij Bartók assisteren. Uiteindelijk ga je als danser natuurlijk zelf aan de slag moeten met al die bagage. Er blijft altijd een spanning tussen de choreografie van de maker en de interpretatie van de danser.

Is er een verschil tussen de verschillende stukken in de overdracht? Zijn er stukken waar De Keersmaeker strenger is dan andere?

CL: Toen ik Bartók zelf leerde, heb ik het aangeleerd van Roxanne Huilmand en Fumiyo Ikeda, en was Anne Teresa ook heel erg betrokken. Het was echt een overdracht van hoe zij het hebben gedanst. Later hebben we het aan de opera in Parijs aangeleerd en nu hier aan het repertoiregezelschap. Aangezien de dansers uit het repertoiregezelschap Rosas danst Rosas aangeleerd kregen van Fumiyo, van de originele cast, hebben ze een taal en een gevoeligheid ontwikkeld die heel erg past bij Bartók. Het ligt in dezelfde lijn: het samen dansen, het luisteren naar elkaar, een bepaalde manier van attack, een gevoeligheid naar timing.

TV: Ik heb wel het gevoel dat Anne Teresa bij dit soort stukken meer vasthoudt aan hoe het oorspronkelijk was. Zowel qua kwaliteit als qua esthetiek. Dat ze daar minder van wil afwijken, net om zo juist mogelijk dat repertoire te tonen zoals het was. Ik denk dat dit minder het geval zou zijn moest er iemand invallen bij de Brandenburgse Concerten.

CL: Klopt, volgens mij heeft dat te maken met de schriftuur. Het vraagt om absolute rigueur in het uitvoeren. Er gaat iets verloren als je de kwaliteit weghaalt die hoort bij een stuk als Grosse Fuge, de manier waarop je springt en rolt. Of de manier van bewegen in Bartók. Ik denk dat er iets verloren gaat aan de kracht van de voorstelling. Het is heel repetitief en unisono. Als de bewegingen niet perfect synchroon en exact hetzelfde zijn, verliest het zijn kwaliteit.

TV: Dat maakt de stukken anderzijds heel leuk om te dansen. Ik ervaar dit sterk bij Grosse Fuge: het is een stuk dat je echt samen moet realiseren. Het is een heel snel werk en je bent erg afhankelijk van elkaar. Je moet op het juiste moment op de juiste plek zijn. Het zal dus alleen een goed stuk zijn als we het samen realiseren.

Een gesprek met Rosas-dansers Cynthia Loemij & Thomas Vantuycom, door Eva Decaesstecker (Kaaitheater)