Lun Mar Mer Jeu Ven Sam Dim
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
12
 
13
 
14
 
15
 
16
 
17
 
18
 
19
 
20
 
21
 
22
 
23
 
24
 
25
 
26
 
27
 
28
 
29
 
30
 
31
 
 
 
 
 

VIDEO: Marianne Van Kerkhoven lezing – Van de kleine en de grote dramaturgie #1

Met passie op zoek gaan naar helderheid

Vidéo
10.10.17

Fragmenten uit het oeuvre van Marianne Van Kerkhoven, voorgedragen door Kris Verdonck, Sara Debosschere en Pieter De Buysser, tijdens de viering van de veertigste verjaardag.

Met passie op zoek gaan naar helderheid: Fragmenten uit het oeuvre van Marianne Van Kerkhoven
 

Kaaitheater 1977-2007. Je me souviens

Ik herinner mij. Je me souviens. Het vertellen van geschiedenis blijft uiteindelijk toch de constructie van een verhaal, een verhaal dat hier, wat mijzelf betreft, het grootste deel van mijn professionele leven omvat.
“If we except those miraculous and isolated moments fate can bestow on a man, loving your work (unfortunately, the privilege of a few) represents the best, most concrete approximation of happiness on earth.” (Primo Levi)

Johan Reyniers et. al. (red.), Humus 3. Kaaitheater 1977-1998-2007, Kaaitheater, Brussel, 2007, pp.9-21.


A la recherche du personnage perdu. Het personage als vorm en als uitdrukking van de emotionaliteit

[Het tijdschrift] Bild ensceneert realiteit en maakt met zijn fictieve documentaires reële mensenlevens kapot. Het TV-feuilleton Dallas (denken we maar aan de weddenschappen omtrent de aanslag op J.R.) beheerst het doen en denken van duizenden in de realiteit. De Pulitzerprijs 1981 blijkt achteraf uitgereikt te zijn aan een verzonnen documentair (dus echt of niet echt?) verhaal. In zijn film Stardust memories laat Woody Allen zich als gevierd filmregisseur neerschieten door een fan; “You're my hero”, zegt de fan en enkele maanden later gebruikt John Lennons moordenaar in de realiteit precies hetzelfde schema. Een man schiet op Ronald Reagan omdat deze zogenaamd zijn filmidool beledigde dat in een film (Taxi Driver) de rol speelt van een kind-prostituee die beschermd wordt door een man die op zijn beurt op een presidentskandidaat schiet die enz. enz.: op de doos staat een meisje dat een doos vasthoudt, waarop een meisje staat dat een doos vasthoudt enz. enz. Waar begint realiteit en waar houdt fictie op? Deze vraag is veel te simpel gesteld om de constante omkeringen, vervreemdingen, vervloeiingen van illusie en werkelijkheid in deze maatschappij te kunnen vatten. En hoe moet kunst, en meer in het bijzonder theater, dat in essentie op een spel tussen illusie en werkelijkheid gebaseerd is, hierop reageren? De wanhoop nabij? De taal verloren? Maar wanhoop en taal zijn op hun beurt weer verkoopbaar en dus uitholbaar. Hoe kan er nog een houvast zijn als het onderscheid tussen wat echt is en wat niet, verdwijnt? Is er nog wel een onderscheid tussen kunst en leven? Laten we daarom naast het door sommigen als versleten beschouwde houvast van het dialectisch materialisme, nog een tweede touw trachten te vinden dat ons in onze huidige analyse steun en richting kan geven. Laat ons het spel van illusie en werkelijkheid (behalve uit een maatschappelijk standpunt) ook uit het standpunt van het theater zelf gaan beschouwen en kijken welke oplossingen er geboden worden om ondanks de ondersteboven geworpen verhoudingen tussen enscenering en realiteit, toch theater te blijven spelen.

Dina Hellemans-Van Berlaer, Marianne Van Kerkhoven, Luk Van den Dries (eds.), Het politieke theater heeft je hart nodig. Het theater tussen emotionele werking en politieke werkelijkheid, Antwerpen, 1982, pp.133-176.


Plots rolt iemand weg uit die stille machine van lijven. Rosas danst Rosas

De verhouding van het artistieke proces t.o.v. de werkelijkheid is in Rosas danst Rosas het best te illustreren met één van de motto's die de voorstelling meekreeg: “Elke gelijkenis met bestaande personen of situaties is louter toevallig”. Wie dat leest, vermoedt al meteen, dat die gelijkenis er wél is, maar dat men die bewust wil vermijden.

Waarover gààt Rosas danst Rosas dan? Enerzijds gaat het over het dagelijkse leven, over onze eigen bewegingen en gebaren die zoveel verraden en zoveel verbergen. “Vermeiden wir bei Gott jene Zärtlichkeiten in dene die großen Gefühle allzu leicht Zerstreuung finden. Gar Entkräftung” (Botho Strauss). Anderzijds gaat Rosas danst Rosas over de manier waarop die realiteit in kunst kan getoond worden: indirect, verborgen (dus leugenachtig? niet realistisch?), meerduidig ook. Door het dagelijkse leven van de kunstenaar (vrouw, danser, choreograaf) als referentiekader in de voorstelling in te voeren, wordt Rosas danst Rosas een productie over wat kunst met het dagelijkse leven doet en stelt het zich lijnrecht tegenover die andere aanpak van de realiteit in kunst, die pretendeert dat leven in kunst zijn gelijkenis vindt, dat ze ergens kunnen samenvallen. Realisme versus naturalisme met het melodrama daar tussenin. Het postmodernisme is hier dan toch aanwezig, en wel in zijn theoretische dimensie: Rosas danst Rosas is ook een onderzoek naar wat bewegingen eventueel kunnen vertellen.

Etcetera, jg. 1 nr. 3, juni 1983, pp. 9-12.


Het gewicht van de tijd. Zeven bedenkingen over theater in deze tijd op basis van een citaat van Shakespeare

Op welke manier kunnen theater, dans en eventueel opera beantwoorden aan de druk die deze tijd uitoefent in de richting van een veel grotere complexiteit? Op welke manier kan het theater, niet een evenbeeld maar een herschikte, reflexieve verdubbeling tonen, van wat in de werkelijkheid aan de gang is? 
Rilke schreef reeds: “Nein, nein, vorstellen kann man sich nichts auf der Welt, nicht das Geringste. (...) Die Wirklichkeiten aber sind langsam und unbeschreiblich ausführlich.” 
György Konrad voegt daar vandaag aan toe: “Het is onmogelijk om te weten wat er is gebeurd (...) Elk moment heeft een veel grotere waarde dan de sporen die het achterlaat”.

Hoe kan het theater dat bestaat bij de gratie van het ogenblik, van het hier en nu, de complexiteit en de meerduidigheid van het moment vatten? Hoe kan de kunstenaar een antwoord geven op het leven dat hij ervaart als een chaotische opeenstapeling van sensaties, die elkaar opvolgen in grote snelheid en in ontelbare zich steeds wijzigende combinaties?

Etcetera, jg. 8 nr. 30, juni 1990, pp. 3-7.


Een reis in de ruimte/een wereld zonder middelpunt. Enkele dramaturgische bedenkingen bij een aantal aspecten van de naoorlogse scenografie

Aan de beelden die uit de buitenwereld naar binnen komen, worden bij het creëren van een voorstelling die beelden toegevoegd die reeds in de binnenwereld leefden, die er zich doorheen diverse ervaringen hebben genesteld en ontwikkeld. In zijn opstel Die Auslöschung des Blicks, over het werk van de Duitse scenograaf Erich Wonder, noemt Horst Laube, dat “die Verwandlung der Erfahrung in Dinge”.

Zelfs iemand die nog nooit de zee heeft gezien, draagt in zich wat Gaston Bachelard omschreef als een “immensité intime”: een relatie met de oneindigheid die zich essentieel laat definiëren als een innerlijke kwaliteit. Tegenstellingen als klein/groot, binnen/buiten, zwaar/licht, dichtbij/ver, diepte/oppervlakte enzovoort, hebben voor ons niet alleen een uitwendige, concreet kenbare betekenis, maar zijn ook gevoelsgeladen categorieën waaraan binnen de context van een theateropvoering een bijzondere, op een innerlijk niveau herkenbare betekenis kan worden gehecht. Elk toneelbeeld schrijft zijn poëtica in de ruimte.

Out of Frames. Scenografie over de grenzen, Academie Minerva Pers/Stichting Theatergroep Babylon, Groningen, 1991.


Over kritiek

Een gedachte van Thomas Bernhard

De wijze grootvader van Thomas Bernhard die bijvoorbeeld wist dat “anarchisten het zout der aarde zijn”, gaf aan zijn kleinzoon een gedachte mee waarmee die zijn hele verdere leven bleef spelen, namelijk dat je in theorie, in je hoofd elke dag alles kan vernietigen: bruggen, wegen, de hele wereld. Kunst maken vertoont, hoe paradoxaal dat ook lijkt, veel gelijkenis met kapotmaken. Einde van de gedachte.

3. Over o.a. de dierbare doden

Negen foto's kregen we bij de voorstelling van Het rad van de geschiedenis, negen afbeeldingen van recent overleden doden. In alle geledingen van het werk is Discordia bezig met 'het zich herinneren'.

Ik ken weinig gezelschappen - hier en daar een in de wereld - die op zo consequente en authentieke wijze omspringen met het repertoire, met het erfgoed van teksten, met het in herinnering brengen van wat eerdere theatermakers deden/schreven/meenden. Discordia gaat deze teksten te lijf, kalft ze af, beent ze uit tot op het bot, maakt ze kapot, tot iets nieuws zichtbaar wordt. Discordia doet dit vanuit het besef dat “het verleden evenzeer door het heden wordt veranderd als dat het heden onder de leiding staat van het verleden” (T.S. Eliot); en vanuit het besef dat “notre heritage n'est precede d'aucun testament” (Rene Char); het verleden heeft geen richtlijnen nagelaten omtrent hoe we met het erfgoed moeten omspringen; die moeten elke dag opnieuw, vanuit de actualiteit, bevochten worden; en vanuit een derde besef, dat op haast blasfemische wijze door Heiner Muller werd geformuleerd, namelijk dat: “Nekrophilie ist Liebe zur Zukunft. Man müß die Anwesenheit der Toten als Dialogpartner oder Dialogstörer akzeptieren – Zukunft entsteht allein aus dem Dialog mit den Toten”. Negen foto's om ons eraan te herinneren dat 'zich herinneren' een belangrijke bezigheid is.

Intermezzo. Nog een gedachte van Thomas Bernhard

In datzelfde boekje, Ein Kind, waarin hij veel over zijn grootvader vertelt, schrijft Thomas Bernhard: “We zouden steeds moeten beseffen dat er ook nog iets anders op de wereld bestaat dan alledaagsheid”. Einde van de gedachte.

Kaaitheater Jaarboek 1991-1992.


‘Hoe klein zijn deze bloemen.’ Over het werk van de kunstenaar vandaag

Wie uit is op snel succes, spreekt in zwartwit-argumenten. Wie politiek wil scoren, produceert duidelijk herkenbare uitersten, maakt een wereld uitsluitend bevolkt met dikke vrienden en grote vijanden. Wie nuanceert daarentegen loopt het risico alleen te staan met zijn mening. Integere artiesten weten dat snel succes vaak verdacht is, dat wie werkelijk iets heel eigens wil vertellen en daarvoor op creatieve wijze de geëigende woorden/bewegingen/materialen zoekt, meestal hard moet werken om gehoord en erkend te worden. Misschien is dat vandaag wel één van de belangrijkste taken van de kunstenaar ten opzichte van de maatschappij: nl. haar overtuigen van de kracht van integriteit, van de moed om met een mening alleen te staan, van bescheidenheid als filosofie. Dat bedoelde Heiner Müller waarschijnlijk toe hij zei dat “mislukken het enige zinvolle is in deze eeuw” en dat “wat men moet leren, wat het eigenlijke wezen van emancipatie uitmaakt, de eenzaamheid te verdragen (is)”. Kunnen alleen staan om vandaaruit opnieuw naar de ander te gaan en zich in te beelden hoe die ander - Shylock of Mohammed - zich voelt.

Etcetera, jg. 11 nr. 40, februari 1993, pp. 24-25.


Het bescheiden denken. Tien kanttekeningen bij de relatie tussen kunst en wetenschap

In de kunst bestaat er eigenlijk geen vooruitgang. Men kan niet stellen dat Beckett beter schrijft dan Strindberg en Strindberg beter dan Shakespeare of Euripides. Eigenlijk is kunst veel meer met de natuur te vergelijken: het is heel simpel, het begint steeds opnieuw. Elk jaar is het lente en sommige lentes zijn mooier dan de andere. Elk jaar worden er kunstwerken gemaakt en sommige zijn mooier dan de andere. Een kunstenaar kan niet betrouwen op wat hij eerder heeft gevonden, hij moet elke dag opnieuw vinden. Verworven stellingen zijn er niet/mogen er niet zijn.

Els Baeten & Dirk Diels (ed.), Het gemurmel van de muze. Over kunst en werkelijkheid, Antwerpen-Baarn, 1993, pp. 65-78.


Het theater ligt in de stad en de stad ligt in de wereld en de wanden zijn van huid

Van het begin van de 8ste tot het einde van de 15de eeuw, dus 800 jaar lang, heeft de cultuur van de islam deel uitgemaakt van de dagelijkse Europese realiteit, maar dat hebben wij in ons geschiedenisonderricht nooit ‘gevoeld’; het werd herleid tot wapenfeiten.

Is het in het licht van de huidige realiteit die wij ‘dagelijks’ beleven en waarin geschiedenis en geheugen opnieuw op de voorgrond treden, niet nodig om deze 8 eeuwen te revaloriseren? Zijn ze niet om ideologische redenen weggemoffeld tussen de bladen van onze geschiedenisboeken? Het herijken, her‘schrijven' van de geschiedenis in het licht van de huidige tijd is een constante taak die niet alleen verricht dient te worden voor de recente geschiedenis (tweede wereldoorlog, communisme enz.) maar ook voor verder liggende perioden.

In zijn recent verschenen essay La vieille Europe et la nôtre schreef de befaamde Frans mediëvist Jacques Le Goff: “Plus que d'autres continents, l'Europe connaît aujourd'hui un réveil de la mémoire. Ici encore, si la mémoire doit combattre l'oubli des erreurs et des crimes du passé pour aider à ne pas les reproduire, elle doit laisser à une historiographie scientifique et objective le soin de construire sur le respect de l'histoire de chacun la commune mémoire de l'Europe.”

Misschien ligt hier wel een terrein van samenwerking tussen Europa en dat deeltje islamitische wereld dat binnen haar grenzen leeft: samen opnieuw op zoek gaan naar een stuk gemeenschappelijk geheugen.

State of the Union, Theaterfestival 1994 / Etcetera, jg. 12 nr. 46, oktober 1994, pp. 7-9.


Aantekeningen omtrent geheugen en lichaam, traditie en vernieuwing. Elke dans vindt zijn bron in wat voorheen werd gedanst

Pirandello zei ooit dat een historisch feit als een zak is: het blijft niet rechtop staan tenzij we er iets insteken. Geschiedenis betekent: constante interpretatie en dus ook een constante herschrijving van het voorbije. Een nooit eindigende dialoog tussen heden en verleden. Herinnering is dus in grote mate een reconstructie van het verleden op basis van gegevens die aan het heden zijn ontleend; de waarneming van die gegevens wordt op haar beurt beïnvloed door vroegere reconstructies en herinneringen.

Het terrein van het geheugen is zo allesomvattend, zijn werking zo alomtegenwoordig dat het dialectische spel tussen heden en verleden ook - zelfs noodzakelijkerwijze - de toekomst in zijn actieradius betrekt. Rilke wees op de bijzondere vooruitwijzende status die kunstwerken daarbij te beurt valt: “Wat kunstwerken onderscheidt van alle andere dingen is het feit dat ze tegelijk toekomstige dingen zijn, dingen wier tijd nog niet is aangebroken”.

Uitgesproken tijdens het Festival van Hedendaagse Dans in Moskou, oktober 1999 / Etcetera, jg. 18 nr. 71, maart 2000, pp. 10-16.


‘De gedachten zijn vrij...’ Brief aan jonge theatermakers

Ik geloof dat hier voor de kunstenaar een belangrijke taak is weggelegd in het ‘gezond maken’, het ontwikkelen van een maatschappelijk verantwoorde verbeelding. Geen verbeelding die idealiseert of stigmatiseert, maar de verbeelding die zich het standpunt, de situatie van ‘de ander’ inbeeldt, die zich in iemand anders verplaatst en daarbij zichzelf relativeert, zichzelf eventueel tegen de muur zet.

Mijn eigen absolute hulpeloosheid om de namen van de stations te ontcijferen in de metro van Moskou, kan mij helpen mij in te beelden wat de situatie is van een oudere Marokkaanse vrouw die in Brussel wordt neergepoot en daar naar de winkel moet; ze moet de opschriften van de producten lezen in een vreemd alfabet, in de veronderstelling dat ze al heeft leren lezen. Inbeeldingsvermogen blijft voor mij de basis van de tolerantie die we in deze multiculturele maatschappij zo nodig hebben. Dit soort van ‘zich verplaatsen in de ander’ zou in de lagere en middelbare scholen een dagelijkse oefening kunnen zijn, opgenomen in de eindtermen, het pakket van kennis en vaardigheden die men aan het einde van de schooltijd zou moeten bezitten.

Etcetera, jg. 22, nr. 90, febr. 2004, pp. 29-32.


Op zoek naar radicaliteit. Een onvoltooide tekst

Er zijn in de wereld redenen te over om te revolteren, maar wij zitten zo gevat in de drijfriemen van de economische globalisering, die ook het politieke, het sociale, het culturele, in feite élk deelveld van de maatschappij met zich meesleurt dat wij niet meer in staat zijn aansluiting te vinden bij een van de vele haarden of oorden van revolte. Ze bestaan nochtans; voor mijzelf, in mijn individuele zoeken naar uitwegen, vind ik er alvast twee die – omdat ze van biologische aard zijn – een onontkoombare impuls kunnen bevatten: die van het vrouw zijn en van het oud zijn.

Ook al zijn er belangrijke stappen gezet in de bevrijding van de vrouw, de maatschappelijke ongelijkheid tussen mannen en vrouwen blijft zich met grote hardnekkigheid handhaven. Het verschil tussen zij die ‘nemen’ en zij die ‘genomen worden’ blijft zich uitdrukken in een relatie van superieur tegenover inferieur, van dominant tegenover onderdrukt. Vrouw zijn wil in deze maatschappij nog altijd sowieso zeggen: een strijdpositie innemen.

De situatie van het contingent ‘ouderen’ in onze samenleving is de laatste tijd gestaag veranderd. Niet alleen neemt hun aantal, met de gestegen levenskansen, voortdurend toe, maar onder druk van de wegwerpcultuur die telkens weer al wat jong en nieuw is, promoot en onder druk van de economische conjunctuur waarin de duurdere, oudere werknemers het eerst als slachtoffers vallen van de werkloosheid, ontstaat er een grote bevolkingsgroep die van zijn oud zijn misschien wel een nieuwe maatschappelijke kracht kan maken. Iemand die op zijn vijftigste gedwongen of vrijwillig werkloos wordt, heeft, met een levenskans die dicht bij de tachtig ligt, nog meer dan een derde van zijn leven voor zich en wil daarin misschien wel iets méér dan alleen maar deel uitmaken van dat consumentendom vol stralende, gebruinde mannen en vrouwen met grijze haren die ons vanaf affiches en folders gelukkig toelachen...

Etcetera, jg. 22, nr. 92, juni 2004, pp. 4-10.


The ongoing moment. Reflections on image and society

De nieuwe hoop, het nieuwe optimisme zullen we zelf moeten construeren. Hiertoe kunnen wij kracht putten uit de kunst (…) én uit de kunstenaarspraktijk. In zijn boek The Culture of New Capitalism heeft Richard Sennett het uitgebreid over het verdwijnen, het aantasten van het vakmanschap. Dat vakmanschap definieert hij als “doing something well for its own sake”. “The more one understands how to do something well, themore one cares about it. (...) Getting something right, even though it may get you nothing, is the spirit of true craftsmanship.” ‘Craftsmanship’ dus als een vorm van ‘commitment’. Hoe moeilijk ze het misschien ook mogen hebben, kunstenaars behoren tot die ‘geprivilegieerden’ in de maatschappij voor wie de professionele keuze al sowieso een commitment bevat of zou moeten bevatten. Ook al dienen wij stil te staan bij de maatschappelijke onmacht van de kunsten, bij het weinige dat kunst vermag in de schaal te leggen, één troef hebben wij alleszins in handen: de troef van de enorme kracht die kan uitgaan van mensen die hun werk graag doen.

Het streven naar integriteit blijft voor mij een belangrijk motief in onze praktijk. Ook de twijfel, met inbegrip van de twijfel aan onszelf. En verder: Never take things for granted. Altijd onderzoeken, altijd vragen stellen. Ons de traagheid van onze praktijk niet laten afpakken. Het eigen ritme en de diepgang bepalen. Take your time and take your freedom. Zoiets als: met passie op zoek gaan naar helderheid.

Uitgesproken tijdens KunstenFestivaldesArts op uitnodiging van Sarma, 23 mei 2009.


When is there a path

An hour before the start of each performance, Kris summons everyone – performers and technicians – around the table for what we later named a ‘tuning in’. We just chat: one person says this, another that. There is no fixed agenda. Kris reminds everyone of some things that were said earlier. Someone brings up something that had gone wrong last time, and someone else talks about how he or she wants to tackle something this time around. It is the moment when all instruments are tuned to the same tone. Just feeling the same tone for a minute. Soon thereafter, everyone will be by him or herself, but each of us will be carrying that same tone with us.

Two quotes were put on the table at the ‘tuning’ for one of the last run-throughs before the première. The first, by Ruther Kopland, was about science and poetry: “Both are rooted in the kind of affection towards reality that has nothing to do with subjectivity, but everything to do with a sensitivity to what is different from the expected”. The second was by Hungarian writer György Konrad: “Awareness of the here and now has a better chance of remaining unbiased. (…); [you have] more freedom in the present. You hold your whole life in one hand. A pure ‘now’ is the unattainable goal of mystical practices. (…) Birth is: now. Mating is: now. Death is: now. Something that was not suddenly exists. Something that was present until now suddenly ceases to exist. These are border crossings.”

Marianne van Kerkhoven en Anoek Nuyens, Listen to the Bloody Machine. Creating Kris Verdonck's END, Amsterdam en Utrecht: International Theatre and Film Books Publishers en Utrecht School of the Arts, 2012.