Stef Kamil Carlens over 'The Ballad of Erol Klof'
“Voor een ware revolutie moeten we subtieler te werk gaan met balans als sleutelwoord.”
Wat brengt wilde mannen, Jumpstyle en een kostuum gemaakt uit dennentakken samen? Inderdaad: folklore. In een email-conversatie over hun nieuwste voorstelling The Ballad of Erol Klof, geeft frontman van Zita Swoon Group Stef Kamil Carlens een inkijk in hun verschillende inspiratiebronnen voor deze ode aan folklore. “Ik blijf enorm graag rondneuzen in de eerste helft van de vorige eeuw.”
Een van de inspiratiebronnen van deze voorstelling zijn de haast sprookjesachtige kostuums uit Charles Fréger’s fotoreeks Wilder Mann: The Image of the Savage. Hoe zijn jullie hierbij gekomen?
Ik kwam een paar foto's uit dat prachtige boek van Fréger tegen in een magazine van National Geographic. Ik was al lang geïntrigeerd door maskers en kostuums die voor feesten en rituelen gebruikt worden. De meeste foto's of objecten die ik tot dan toe kende, kwamen van verre continenten zoals Afrika, Zuid-Amerika of Oceanië. De foto’s waren vaak oud en gaven de indruk dat zulke maskerades niets met de hedendaagse wereld te maken hadden. Dit boek echter was anders: Fréger trok zijn foto’s na 2010, nu dus. En niet ver weg, maar hier in Europa. In landen waarnaar je met de auto op vakantie trekt: Spanje, Portugal, Frankrijk of Oostenrijk. Ik voelde meteen een verbondenheid met Frégers beelden. Wat bij de andere foto's als een soort dagdroom had geleken, werd nu plots heel reëel.
Er komt iets heel krachtigs op me af vanuit deze beelden. De mensen op de foto’s, gehuld in kostuums van vaak onbewerkte materialen uit de natuur, zijn naar alle waarschijnlijkheid geen kunstenaars. Het zijn mensen die, naast hun beroep, tijd vrijmaken om bepaalde momenten in de tijdscirkels te eren met een optocht of een ritueel. Op die manier houden ze hun band met een ver verleden levend. Het heeft iets naïefs, maar ook iets bevrijdend. Het doet me nadenken over een wereld geregeerd door politiek, religie of consumptie. Over de verhouding tussen mens, dier en natuur, die bijna altijd een machtsverhouding is waarbij de mens domineert. Tijdens de optochten van figuren die uit Fréget’s boek wordt het verbond tussen mens en dier geëerd en gevierd. Er wordt herinnerd hoe alle wezens moeten omgaan met onzekerheden zoals voedselvoorraad of bescherming tegen weer en wind.
The Ballad of Erol Klof is een verderzetting van Nothing that is Everything (2015). Is het opnieuw een hommage aan Dadaïsme? En op welke manier leven de eerste decennia van de 20ste eeuw door tot op vandaag?
The Ballad is geen hommage aan het Dadaïsme, maar een hommage aan de folklore. Een ode aan de universele menselijke drang naar verfijning, naar diepgang, naar schoonheid, naar gemeenschap en naar het vormgeven van het onverklaarbare.
Ik blijf wel enorm graag rondneuzen in eerste helft van de vorige eeuw, want er kunnen zoveel paralellen met vandaag getrokken worden. De open geest, de snelle evolutie van bijvoorbeeld kunst, wetenschap of filosofie. Maar ook de decadentie, het "we gaan door, wat er ook gebeurt"-syndroom, waar heel Europa toen én nu aan lijdt. En dat alles op een achtergrond van een steeds maar op en neer gaande curve van economische stabiliteit, die – toen al en vandaag steeds meer – gestuurd wordt door een ingenieuze ‘schaduwwereldregering’ van banken, multinationals en hun leger aan lobbyisten. Een interessant boek daarover is De Groote Klassenoorlog 1914-1918 van Jacques Pauwels. Volgens Pauwels was aanleiding van WO I niet de moord op Franz Ferdinand in Sarajevo, maar de spanning tussen het proletariaat en de heersende klasse sinds de Franse revolutie, die in 1914 haar hoogtepunt bereikte. Ook wijst hij bijvoorbeeld op de toen al woedende strijd om de grondstoffen in Mesopotamië, het Syrië en Irak van vandaag. Een duidelijker verband is er volgens mij niet. De achtergrond waarop de historische Dadaïsten toen en de hedendaagse kunstenaars vandaag werken, verschilt niet zo gek veel van elkaar.
De radicale breuk van de Dadaïsten, is vandaag nog steeds relevant. Het systeem dat zij aanklaagden, slaagt er namelijk nog steeds niet in een wereld te organiseren waarin haar bewoners op een bewuste manier samenleven. We hebben al stappen in de goede richting gezet: de gelijkheid van man en vrouw, kinderrechten, scholing en toegang tot informatie, en de verlossing van het juk van de religie. Voor een ware revolutie moeten we nu subtieler te werk gaan met balans als sleutelwoord. The Venus Project van Jacque Fresco is een mooi voorbeeld.
De folklorekostuums van Fréger lijken onverenigbaar met modernisten en hun tabula rasa. Hoe breng je beide in relatie met elkaar?
Ik was voor dit project opnieuw opzoek naar een link met het begin van de 20ste eeuw. Ik kwam terecht bij Rudolf Von Laban, een van de belangrijkste choreografen uit de 1ste helft van de 20ste eeuw. Als zoon van een gouverneur in het Oostenrijks-Hongaarse rijk had hij in zijn jeugd heel wat binnen en buiten Europa gereisd. Al vroeg in zijn carrière raakte hij gefascineerd door de oude dansen, rituelen en bewegingsgewoonten uit verschillende culturen. Dit vormde een basis voor zijn latere werk.
De beelden van de danskampen die Laban organiseerde in Zwitserland zijn bijzonder. Ascona aan het Lago Maggiore was in die periode een toevluchtsoord voor utopisten en idealisten. Op de idyllisch gelegen Monte Verità predikten ze een heilzaam bestaan van vegetarisme, geheelonthouding, naturisme en een eenvoudig leven in de natuur. Later trok het dorp schrijvers, schilders, anarchisten, politieke vluchtelingen, avonturiers en levenskunstenaars uit heel Europa aan. Velen hoopten in deze vreedzame oase hun zelfbedachte paradijs te kunnen verwezenlijken. Heel wat bijzondere mensen zoals Hermann Hesse, Carl Jung of de Dada-oprichter Hugo Ball kwamen daar samen. Labans naakte dansers in een ongerept landschap, die gestuurd door een filosoof-choreograaf met gestructureerde beweging een nieuwe betere wereld bedachten, dat is toch ongelooflijk? Die bijna tastbare hoop, dat vertrouwen in de toekomst, dat vind ik prachtig. Ook later in de 20ste eeuw duiken zulke beelden duiken nog een paar keer op. Ik bekijk al deze zaken niet vanuit een (kunst-) historische of een wetenschappelijke hoek, maar ik tracht te ontdekken wat me hierin aantrekt.
Hoe belangrijk is het volgens jou om traditionele elementen zichtbaar te houden/maken? Welke rol heeft een kunstenaar in het levend houden van traditionele of historische vormen?
Uiteraard is archivering zeer belangrijk, maar er zijn ook tradities die in leven blijven. Interessant is bijvoorbeeld de invloed van de welvaartsmaatschappij, de media of het toerisme op folklore. Tijdens het werkproces kwam Misha Downey aanzetten met de film Oss Oss Wee Oss! een zwart-wit documentaire uit 1953 waarin folkloristische festiviteiten op het Engelse platteland worden geportretteerd. Een prachtig document met een wilde danser in een paardenkostuum en de mysterieuze dans van twee jonge mannen die, omringd door feestende dorpelingen in de pub, op een krachtige maar tedere manier in elkaar haken als wilde dieren. Dit is precies wat me zo boeit in folklore. Twee geschoolde dansers zouden deze dans misschien even prachtig uitvoeren, maar het feit dat het hier om twee mensen gaat die geen kunstenaars zijn, maakt het des te fascinerender. Je kan op Youtube beelden terugvinden van hetzelfde event vandaag. Het is interessant om de beelden van de documentaire te vergelijken die van vandaag: het dorp en zijn bewoners zien er vandaag anders uit, maar ook de manier waarop het feest wordt beleefd is veranderd.
Naast traditionele folklore, gingen jullie ook op zoek naar hedendaagse varianten zoals de Shuffle en de Jerk, de Jumpstyle en de Hardstyle. Die bleek niet meer geografisch gebonden te zijn, maar dankzij het internet over de hele wereld verspreid. Wat maakt deze dans en muziekstijlen precies folklore?
Wim De Busser kwam met die stijlen op de proppen. Het zijn prachtige dansen, heel energiek. Voor mij lijkt het evident dat deze dansen ook volksdansen zijn, ook al ontstaan ze nu niet meer in dorpsgemeenschappen. Het zijn nu jongeren die ergens op een pleintje bijeenkomen en dat is misschien wel het grote verschil. Daar waar volksmuziek of -dans vroeger generaties verbond, zijn deze internetdansen vooral iets van jonge mensen. Maar ze zijn weldegelijk folkore: ze zijn gelinkt met een bepaalde muziekstijl en een bepaalde klederdracht en ontstaan op een organische manier. In een supersnel evoluerend wereld is alles constant in beweging. De eeuwenoude drang naar dans, muziek en ander raffinement zit echter diep in de mens ingebakken. Het is een tegengif voor geweld en vervlakking. Het sterkt de eigenwaarde en het genereert vreugde en plezier. Een prachtige documentaire die dat illustreert, is Rubble Kings, over Afro-Amerikaanse en Latino straatbendes in het New York van de jaren 70, die muteerden in de eerste hiphopclubs.
We plakken ergens de term folklore op en plots lijkt het of er een laag stof op ligt. Als je het breder bekijkt, blijkt dat het een essentieel onderdeel is van wie we zijn.
Een interview met Stef Kamil Carlens, door Eva Decaesstecker (Kaaitheater, december 2016)