Mon Tue Wed Thu Fri Sat Sun
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
12
 
13
 
14
 
15
 
16
 
17
 
18
 
19
 
20
 
21
 
22
 
23
 
24
 
25
 
26
 
27
 
28
 
29
 
30
 
31
 
 
 
 
 

Salva Sanchis en Anne Teresa De Keersmaeker over A Love Supreme

Rosas danst Coltrane

Interview
04.01.17

Rosas danst Coltrane

Samen met de jazzmuziek sloop ook de praktijk van de improvisatie in het choreografisch werk van Anne Teresa De Keersmaeker. Een bevoorrechte getuige van die evolutie was Salva Sanchis, die tussen 1995 en 1998 studeerde aan de dansschool PARTS. Hij trad als danser aan in de Rosas-creatie op Bitches Brew van Miles Davis uit 2003, en in 2005 als danser en co-choreograaf in Desh. Meer dan tien jaar nadat ze samen het stuk presenteerden in een tweeluik met Raga for the Rainy Season, herwerken De Keersmaeker en Sanchis nu ook samen Coltranes A Love Supreme tot een avondvullende voorstelling, gedanst door een nieuwe cast.

Anne Teresa De Keersmaeker: De herneming van A Love Supreme past in het idee om het repertoire van Rosas weer op te nemen en te herschrijven met een nieuwe generatie dansers. Dat deden we ook al met Rain (het stuk uit 2001 dat in 2016 hernomen werd met een volledig nieuwe cast). Salva en ik maakten de choreografie van A Love Supreme samen in 2005, en sindsdien heeft hij het materiaal al opnieuw gebruikt in zijn lessen als docent aan PARTS. Het interessante aan het stuk is - behalve dat het een relatie aangaat met een mijlpaal uit de twintigste-eeuwse muziek – de manier waarop geïmproviseerde en geschreven choreografie met elkaar worden verweven.
Salva Sanchis: Toen we aan Bitches Brew werkten luisterden we veel naar Miles Davis, waardoor we onvermijdelijk gefascineerd geraakten door de rol die Coltrane speelde als muzikant in het Miles Davis Quintet. Davis en Coltrane bewonderden elkaar heel erg, maar waren ook erg verschillend. Miles gaat over eenvoud, Coltrane over expressieve overdaad en energie. A Love Supreme leent zich als geheel ook beter voor een dansvoorstelling dan een verzameling songs. De muziek heeft een structuur met een begin en een einde en biedt zo een dramaturgische ingang.

Was je al een jazzman toen je bij de jazzprojecten van Rosas betrokken werd?
SS: Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in verschillende soorten muziek, maar in de periode voor en tijdens Bitches Brew deelde ik toevallig een appartement met twee jazzstudenten die me heel veel hebben laten ontdekken. Zij waren in hun discipline bezig met dezelfde zaken als waarmee ik tijdens mijn dansopleiding worstelde. Improvisatie bijvoorbeeld. Wat interessant is aan jazz is hoe improvisatie deel uitmaakt van het wezen van dat genre. Dat fascineerde me omdat mijn ervaringen met improvisatie in dans nog in de kinderschoenen stonden. Ik had moeite om het improviseren te legitimeren als choreograaf, terwijl dat voor jazzmuzikanten altijd al de normale gang van zaken was.
ATDK: In de jaren tachtig maakte ik volledig uitgeschreven choreografieën. Echt diepgaand onderzoek naar improvisatie deed ik toen niet. Maar ik was omringd door muzikanten die me Miles Davis en John Coltrane leerden kennen. Met het begin van PARTS en de komst van docenten uit andere tradities en met een andere praktijk, geraakte ik meer en meer geïnteresseerd in improvisatie als een instrument om onderzoek te doen naar nieuwe manieren om beweging te structuren in tijd en ruimte. Het kwam erop aan om van choreografieën met een extreme structuur zoals Fase te evolueren naar andersoortige structuren die je instant beslissingen en keuzen doen maken. Het idee om muziek in partituren vast te leggen is een hoofdzakelijk Westerse aangelegenheid. In Indische muziek bijvoorbeeld bestaat het woord improvisatie eigenlijk niet. Ook in Afrikaanse muziek is het idee dat muzikanten instant beslissingen nemen binnen een vaste structuur gewoon deel van de definitie van muziek.
SS: En dat zou eigenlijk ook de normale gang van zaken moeten zijn in dans. Als danser zeggen dat je improviseert zou eigenlijk niets speciaals meer mogen betekenen.
ATDK: De geschiedenis van de jazz is er één van improvisatie. Maar wat de partituur is voor de klassieke muziek, zijn sommige historische studio-opnames voor de jazz. En dit is één van de historische opnames uit de jazzgeschiedenis. Coltrane bereidde A Love Supreme eerst
voor en nam het stuk daarna in één dag op.
SS: Het ging als het ware om een soort spirituele revelatie die hij presenteerde als een kleine opera.

Hoe belangrijk is de spirituele lading van het stuk?
ATDK: Coltrane komt uit een traditie van predikers en de creatie van A Love Supreme begon met een gedicht dat hij schreef. Jazzhistoricus Ashley Kahn schrijft in zijn boek A Love Supreme: The Story of John Coltrane's Signature Album, dat het stuk veel lagen bevat: Afrikaanse polyritmiek, modal jazz, maar ook gospel en blues. En de spirituele aspiratie was cruciaal. Het was ook één van de laatste stukken die Coltrane speelde met zijn klassieke kwartet met McCoy Tyner, Jimmy Garrison en Elvin Jones.

Hoe leer je dan als danser te improviseren op muziek waarin op zich al wordt geïmproviseerd?
SS: Er is natuurlijk een verschil tussen improviseren met muzikanten op het podium en improviseren op een opname. Het voordeel van het laatste is dat je al een choreografisch plan kan maken. De dans spiegelt in hoge mate wat in de muziek gebeurt: je werkt met vast materiaal op de melodie en het hoofdthema, en als de muzikanten beginnen te improviseren doen de dansers dat ook.
ATDK: De beslissing om elke danser vast aan één instrument te koppelen was natuurlijk cruciaal. Elke danser focust op een muzikant. Het tijdskader wordt aangegeven door de muziek, het ruimtelijk kader is choreografisch vastgelegd, en dan is er nog een subtekst die niet letterlijk belichaamd wordt maar die mentaal aanwezig is.
SS: Improviseren op het spel van Coltrane is ook anders dan improviseren op Tyner. Omdat het andere persoonlijkheden zijn, maar ook omdat sax een melodisch instrument is, en piano een harmonisch. Maar voor het improviseren geeft het luisteren naar de muziek eindeloze
mogelijkheden. Ook al luister je al voor de honderdste keer. In het eerste deel speelt Coltrane bijvoorbeeld een spel door telkens drie noten te spelen. Als je dat ontdekt, kan je beginnen denken aan equivalenten in de dans om mee aan de slag te gaan.

Improvisatie is luisteren.
ATDK: Dansen is altijd luisteren. Een uitdaging is wel de snelheid. Bij Coltrane zijn er veel noten, om het even simplistisch te zeggen. Daarvoor moet je in je dans een goede vertaling vinden, want je kan die emotionele snelheid maar tot op zekere hoog te evenaren.
SS: Het eerste en het laatste deel zijn trager en behouden, maar dat is bijna een excuus voor de orkaan van energie in het middendeel. Met de dans beantwoorden aan de energie van die muziek kan je niet door jezelf gewoon vlug moe te maken. De dansers moeten de energie efficiënt overbrengen van de muziek naar de toeschouwers. En ze moeten ook blijven samenspelen. Als een danser improviseert, doet die dat niet om de danser die vastgelegd materiaal danst naar de achtergrond te dringen, maar om een dynamiek te creëren tussen hen beiden. De improvisator citeert voortdurend het gecomponeerde materiaal, juist zoals Coltrane die, wanneer hij improviseert, altijd terugkeert naar de muziek.
ATDK: Als choreografen en dansers laten we misschien niet dezelfde sporen na als componisten, maar ik beschouw het als een artistieke uitdaging om een choreografisch antwoord te geven op composities die ijkpunten zijn in de muziekgeschiedenis. Op deze wijze kunnen we misschien hommage brengen aan de “belichamingskracht” van de hedendaagse dans. Ik kijk ernaar uit om dat nu te doen met een nieuwe generatie jonge, briljante dansers.


Salva Sanchis en Anne Teresa De Keersmaeker over A Love Supreme in MMM (MuntMonnaieMagazine) n° 35, opgetekend door Michael Bellon.