Vanonder het beton kruipen de moerasplanten naar boven
Een gesprek met collectief 431
Met Precarious Pavilions nodigt Michiel Vandevelde telkens in een andere stad een kunstenaar of collectief uit om mee na te denken over welke architectuur er vandaag nog mogelijk is – terwijl we geteisterd worden door ecologische, economische en sociale crisissen. In Brussel neemt het collectief 431 het tweede paviljoen voor haar rekening vanuit het concept the new local . Een gesprek met Wouter De Raeve en Lietje Bauwens.
We spreken af met het collectief 431 – bestaande uit Lietje Bauwens en Wouter De Raeve – boven in toren 1 van de WTC-gebouwen aan het Noordstation. Beneden ligt het Maximiliaanpark. Bussen rijden voorbij, iemand speelt met een autoband. In de toren zitten veel artiesten die betrokken zijn bij het machtsspel tussen projectontwikkelaars, buurtorganisaties, architecturale visies en politiek. Ook 431 is hier gevestigd, en werkt momenteel aan een docudrama over deze transitie: WTC A Love Story. Tijdens CITY:LAND vullen ze op en rond het Muntplein het tweede deel in van Michiel Vandeveldes Precarious Pavilions-serie. In plaats van een toren, staat een plein centraal. Maar wie uitzoomt merkt dat overlappingen onvermijdelijk zijn.
Met Precarious Pavilions nodigt Michiel Vandevelde telkens in een andere stad een kunstenaar of collectief uit om mee na te denken over welke architectuur er vandaag nog mogelijk is – terwijl we geteisterd worden door ecologische, economische en sociale crisissen. In Brussel nemen jullie met the new local het tweede paviljoen voor jullie rekening. Wie of wat is die ‘new local’?
Wij zijn geïnteresseerd in hoe we ons lokaal kunnen verhouden tegenover globale en abstracte uitdagingen, zoals klimatologische veranderingen of de gevolgen van kapitalistische machtsmechanismen. Met the new local gaan we op zoek naar een progressieve opvatting van lokaliteit die zich niet laat vangen door de illusie dat je globale problemen op een puur lokale schaal kunt oplossen. Tegelijkertijd is het wel noodzakelijk om je fysiek te kunnen verhouden tegenover die veranderingen. Dit brengt ons bij de notie van ‘ervaring’: hoe kun je deze zowel temporeel als ruimtelijk opentrekken, zodat ook het niet direct aanwezige ervaarbaar wordt? the new local vertrekt vanuit de premisse dat zowel de oorzaak als ons vermogen om oplossingen te bedenken voor huidige precaire situaties is gebaseerd op een westers en mens-gecentreerde ontologie – waarbij de focus op ‘controle’ ligt. In plaats van meteen een nieuw paviljoen te ontwerpen, of een nieuw ruimtelijk voorstel te doen, willen we eerst en vooral een situatie creëren waarin zich een zoektocht kan afspelen naar nieuwe manieren om ook het onzekere en onvoorspelbare te denken en ruimtelijk te ervaren.
Hoe ga je op zoek naar die andere manieren van ervaren?
We nodigen verschillende kunstenaars uit die elk op hun eigen manier de omgeving van het Muntplein proberen te ervaren, door en met hun respectievelijke materiaal. Zo hopen we de plek te benaderen op manieren die vandaag niet gebruikelijk zijn. We willen zo ons steentje bijdragen aan het architecturale veld, want uiteindelijk gaan de Precarious Pavilions daar ook over. Hoe een – lokale – ruimte vorm te geven in – globale – precaire tijden? Architectuur moet met veel actoren en elementen rekening houden. De mogelijkheid om te speculeren voorbij het gebruikelijke en gekende wordt zo vrij beperkt, omdat er geen plaats is voor echte risico’s. Met the new local – en eigenlijk is dit een rode draad doorheen al onze projecten – maken we een denkoefening vanuit een artistieke en performatieve context, waardoor de benadering van ‘ruimte’ een meer diverse invulling kan krijgen.
Helena Dietrich – één van de kunstenaars die het Muntplein zal verkennen – vertelde over een workshop waarin ze gesprekken moest houden met haar organen. Ons interesseert zo’n benadering, want een andere relatie tot ons lichaam maakt het mogelijk om gestandaardiseerde en beperkende interpretaties van wat een menselijk lichaam is open te breken én te kijken welke invloed die hebben op onze verhouding tot onze omgeving. Denk maar aan de standaarden die Le Corbusier, Ernst Neufert of Henry Dreyfuss ontwikkelden. Hoe kun je daar voorbij gaan?
Het paviljoen dat tijdens CITY:LAND op het Muntplein staat, zal voor de doorsnee passant niet zichtbaar zijn. Hiermee reageren jullie op het evenementiele karakter dat het Muntplein sinds 2012 heeft gekregen. Waarom is dit zo problematisch volgens jullie?
Een plein dat aangelegd is met oog op events, is an sich niet erg. Maar we hebben wel kritiek op de manier waarop dat vandaag in het centrum van Brussel gebeurt: de stad focust zich op toerisme en wil aan de hand van die events zoveel mogelijk mensen naar de stad lokken, terwijl de stadsbewoners zelf nog maar weinig aandacht krijgen. De resulterende identiteit van het Muntplein wordt volledig bepaald door de twee aangrenzende winkelstraten en het winkelcentrum.
Hoe verhoudt die kritiek zich tot jullie paviljoen, dat je in principe ook als een evenement zou kunnen beschouwen?
Vijf dagen lang driehonderd mensen naar het plein lokken is voor the new local geen optie. Eerst vragen we aan de kunstenaars om overdag ruimtelijke tests uit te voeren, elk vanuit een eigen invalshoek. Die interventies worden gedocumenteerd en ’s avonds voorgesteld in een nabij gebouw (Prinsenstraat 12). Zo blijft het plein vrij en kunnen de kunstenaars echt uittesten hoe ze de plek aanvoelen en wat er mogelijk is. ’s Avonds nodigen we hen en verschillende gasten uit om de discussie verder te zetten en open te trekken. We hopen op die manier het evenementiele te neutraliseren en ruimte te laten voor rustig en aftastend onderzoek.
Een deel van the new local speelt zich af in Miami. Wat hebben beide steden met elkaar te maken?
Miami is een 21e-eeuwse stad on steroids: kapitalisme ten top, consumentisme alom. Zaken die we ook zien op het Muntplein – maar dan in overtreffende trap – en die we ten alle koste willen vermijden. De gevolgen van de klimaatopwarming zijn in Miami tegelijk heel aanwezig. De zeespiegel stijgt er zienderogen en er is een duidelijke toename van orkanen. Die gevolgen zijn zo zichtbaar, dat de stad al genoodzaakt is om concreet actie te ondernemen. Het idee dat we alle dreigingen moeten kunnen voorspellen én weten hoe ze te tackelen leeft heel erg, maar beperkt zich tot onze menselijke kennis en ervaring in plaats van te erkennen dat het nodig is om juist van de ecologische situatie te leren. Zo is Miami bijvoorbeeld gebouwd op een moeras – net als Brussel trouwens – en lukt het de stad maar moeilijk het water te onderdrukken. Wanneer in verwaarloosde stadsdelen moerasplanten verschijnen, lijkt de natuur de mens te belagen. Maar dat moeras, de natuur en het inheemse land ligt altijd al onder onderdrukkend beton. Wij zijn geïnteresseerd in die verhouding tussen enerzijds het uitoefenen van controle – of in elk geval de illusie daarvan – en anderzijds de ontwikkeling van een open houding die in staat is mee te groeien met de onzekerheden uit onze omgeving.
Hoe integreren jullie het Miami-verhaal in het Brusselse paviljoen?
Aanvankelijk wouden we naar Miami vliegen om de situatie zelf te onderzoeken en er een reeks interviews over te publiceren. Maar zo’n vlucht is een goed voorbeeld bij uitstek waar het abstracte van klimaatverandering een persoonlijk keuze wordt, en dus besloten we te zoeken naar een alternatieve aanpak. Hoe Miami te ervaren zonder daar fysiek te zijn? We zochten iets in de lijn met de manier waarop we de kunstenaars het Muntplein laten verkennen. De bedoeling is om activiste/kunstenares Rozalinda Borcila een wandeling te laten uitwerken doorheen de stad, waarin ze de financiële en politieke stromingen blootlegt die de beeldtaal omtrent de klimaatcrisis bepalen en misbruiken. Hoe kun je andere concepten en narratieven ontwikkelen die afstand doen van kolonialistische opvattingen? Het videomateriaal laten we door kunstenares Naïmé Perrette verbinden met de beelden die ze zelf in Brussel maakt. Deze installatie vormt de scenografie voor zowel de online ruimte als de presentaties ’s avonds.
Vertrekkende vanuit de kritiek op wat het Muntplein vandaag is: wat zou een plein volgens jullie dan wel moeten zijn en bevatten?
We zijn zo gewoon om iets te bekijken vanuit een bepaalde ‘goesting’, dat we de rest errond vaak vergeten. We vinden bepaalde producten zo belangrijk, dat we stilzwijgend akkoord gaan met de erbarmelijke omstandigheden waarin ze geproduceerd worden, of dat er bossen voor tegen de vlakte gaan.
Binnen ons collectief zijn we veel bezig met het ontwikkelen van een integraal denken, dat het grotere plaatje in acht neemt en ziet hoe verschillende sociale constructies met elkaar verweven zijn. Door de globale crisissen kun je eigenlijk niet anders. In veel hedendaagse theorieën komt zo’n inclusieve visie terug: de focus ligt niet langer op enkel de mens, maar ook op niet-menselijke actoren en de onderlinge relaties. Maar uiteindelijk zijn wij wel mensen en heeft het niet veel zin om hier aan voorbij te gaan. De vraag die zich dan opdringt is hoe we als mens zo’n integraal ervaringsvermogen kunnen ontwikkelen. We moeten ons eerst hiermee bezig houden, voordat het mogelijk is om te poneren wat een plein volgens ons moet zijn en hoe het eruit moet zien.
We geloven wel in het potentieel van kunst om deuren te openen naar mogelijkheden die standaardvormen van kennisproductie niet in zich hebben. In plaats van architecten te vragen om workshops te organiseren en ontwerpend onderzoek te laten voeren, selecteren we enkel kunstenaars om naar het plein te kijken en zo een heel andere waaier aan ervaringen aan te reiken. Het architectuurcollectief Parasites 2.0 zal via tekst reageren op de interventies vanuit een ontwerpperspectief, waardoor er reeds een eerste brug verschijnt naar een architecturale interpretatie van ons experiment.