ma di wo do vr za zo
 
 
 
 
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
 
 
14
 
 
 
 
18
 
19
 
 
 
22
 
 
24
 
25
 
26
 
27
 
 
 
 
 

PARADISE NOW (toen en nu): Over revolutionair theater

Michiel Vandevelde in gesprek met Richard Schechner (gemodereerd door Kristof van Baarle)

Interview
03.05.18

In oktober 2017 – in het kader van 40 jaar Kaaitheater – nodigde Kaaitheater Richard Schechner, grondlegger van de theaterwetenschap, en choreograaf, danser en curator Michiel Vandevelde uit voor een gesprek, gemodereerd door Kristof van Baarle.

In oktober 2017 nodigde Kaaitheater Richard Schechner, grondlegger van de theaterwetenschap, en choreograaf, danser en curator Michiel Vandevelde uit voor een gesprek, gemodereerd door Kristof van Baarle. Het gesprek vond plaats tijdens de verjaardagsweek van Kaaitheater en maakte deel uit van de zevendelige interviewreeks ‘Radio Etoile’. In een kleine serre in het midden van het Kaaitheatercafé reflecteerden kunstenaars, denkers, docenten en journalisten telkens een uur lang over kunst, kunstencentra en de wereld.

Het gesprek met Schechner en Vandevelde kreeg de titel On Revolutionary Theatre. Het draaide om de productie Paradise Now (1968) van het Amerikaanse collectief The Living Theatre, dat werd opgericht in 1947 en vandaag nog steeds bestaat. Richard Schechner richtte het departement theaterwetenschap op aan de NYU Tisch School for the arts. Hij heeft de manier waarop we podiumkunsten vandaag bestuderen en hoe we erover denken zwaar beïnvloed. Het belang van zijn eigen onderzoek naar rituelen mag daarin niet worden onderschat. Vanaf de jaren zestig was hij nauw verbonden met The Living Theatre.

Michiel Vandevelde was op het moment van het gesprek net begonnen met het creatieproces van zijn nieuwe stuk Paradise Now (1968-2018), dat geworteld is in de productie van The Living Theatre uit 1968. Hij heeft een erg gevarieerde praktijk in dans, choreografie, schrijven en discursieve activiteiten. Hij is bovendien artist in residence in Kaaitheater en maakt deel uit van het artistieke team van het Brusselse festival Bâtard en dat van de Antwerpse kunsthal Extra City. Tot maart van dit jaar zat hij ook in het redactieteam van het podiumkunstenblad Etcetera.

Kristof van Baaerle: Richard, wat was The Living Theatre precies? Kun je met ons je toenmalige kijkervaring van Paradise Now delen?

Richard Schechner: The Living Theatre begon vlak na de Tweede Wereldoorlog als een ‘klassiek kunsttheater’. Het was een collectief onder leiding van Judith Malina en Julian Beck. Zij waren geïnteresseerd in poëzie en het werk van schrijvers als Antonin Artaud en William Carlos Williams. Hun eerste grote doorbraken waren The Connection van Jack Gelber in 1959, en The Brig van Kenneth H. Brown. Die stukken voerden ze hyperrealistisch op en er zat een duidelijke sociale bekommernis in. In 1964 vielen de THAT-agenten tijdens een voorstelling het theater binnen en arresteerden iedereen van The Living Theatre omdat de groep geen belastingen had betaald. De aanwezigen in het theater – ik was er zelf ook – hadden de keuze: we konden blijven en ook gearresteerd worden, of weggaan. Daarop vertrokken de meeste leden van The Living Theatre naar Europa. De enkelingen die bleven, zoals Joseph Chaikin, richtten The Open Theatre op. Degenen die naar Europa trokken, werden openlijk politiek en anarchistisch. Ze waren tegen elke mogelijke vorm van regering. Ze noemden het ‘de mooie, anarchistische revolutie’ en de zwarte vlag van de anarchie was hun kernidee. In Europa creëerden ze Paradise Now. In dat stuk verwierpen ze het realisme en de notie van een narratief. De performers representeerden zichzelf en vertelden hun verhaal, van slavernij tot bevrijding, van onwetendheid tot kennis en van duisternis tot verlichting in spirituele zin. Tegelijk wisten ze dat ze dat paradijs nooit konden bereiken, dus het ging evenzeer over de woede en frustratie van niet verlicht en vrij te kunnen zijn. De kenmerken van de voorstelling die me het meest troffen op dat moment, waren die woede en de intensiteit ervan, samen met de hoop die altijd uitgesteld werd.

Ze nodigden de toeschouwers uit om mee te doen, wat die vaak deden. De voorstelling vond plaats in 1968, een periode van grote opschudding in heel de wereld. Je had de moorden op Robert en John Kennedy en op Martin Luther King. Je had de beweging van de Nationale Democratische Conventie, met de daaropvolgende onlusten in Chicago, en enorme studentendemonstraties in Mexico City en in Parijs. Die jongerenbewegingen waren extreem optimistisch, maar ook polariserend. De bewegingen tegen de regering waren vitaal en actief. The Living Theatre steunde ze niet alleen, het collectief sloot zich erbij aan en nam een leidersrol op zich: na de voorstellingen bracht het mensen op straat.

Michiel, jij wil met jongeren een herwerking maken van Paradise Now. Wat is je precieze bedoeling?

MV: Ik heb Paradise Now leren kennen door een videodocumentaire die ik zag in 2012. Ik was toen erg getroffen door het performatieve en onverholen politieke karakter ervan, iets wat je tegenwoordig nog weinig op een podium ziet. Op dat moment was ik zelf betrokken bij de Idignadosbeweging hier in Brussel en de Occupy Movement in Londen. Toen een theatergezelschap me vroeg om iets met jongeren te maken, besliste ik daarom met dit stuk aan de slag te gaan. Ik wil zien wat er gebeurd is in de vijftig jaar tussen ’68 en 2018. Toen was er bijvoorbeeld een soort van hoop. Ze konden de toekomst nog denken, terwijl dat nu bijna onmogelijk geworden is. Ik ben geïnteresseerd in hoe The Living Theatre met energie, chakra’s en spiritualiteit werkte. Hoe kunnen we daarmee aan de slag gaan om een nieuw soort voorstelling te maken? En wat zou in de 21ste eeuw een paradise now kunnen zijn? Ik denk dat het radicaal anders zou zijn, iets wat niet kan zijn wat het toen was.

RS: Ik denk dat een ander cruciaal verschil de komst van het internet en de digitalisering is. In plaats van de straat op te gaan, gaan we naar almaar globalere maatschappijen, waar mensen via hun machines contact zoeken met elkaar. Ze leven op die machines. Vandaag denken we aan digitale bronnen en hebben we de multisensoriële ervaring, waardoor we omgeven kunnen zijn, getranformeerd en gereduceerd tot een voornamelijk visuele ervaring. De klassieke revolutie gebeurde onder het schild van de dichtstbijzijnde zintuigen: tastzin, smaak, geur. Natuurlijk waren het zicht en het gehoor ook erg belangrijk, maar beperkter, want de actie kon niet op afstand gebeuren. Digitale acties – en we weten nog niet of onder die voorwaarden een revolutie mogelijk is – gebeuren structureel op een soort kritische afstand. Onze jonge mensen zijn veel cynischer – in de positieve betekenis van het woord – ze zijn ironisch, niet ‘oprecht’. The Living Theatre droeg oprechtheid hoog in het vaandel. Anders dan waarheid, die je kunt toetsen aan een reeks standaarden, zoals de wetenschappelijke of de religieuze, is oprechtheid persoonlijk. Voor hen telde de notie van dat persoonlijke geloof van oprechtheid en ‘authenticiteit’, veeleer dan het publieke geloof of de politieke ideologie.

MV: Mag ik daar even tegenin gaan? Voor veel mensen brengen de machines waarover je spreekt ook nabijheid. En ze hebben mensen wel degelijk de straat op gebracht, zoals tijdens de Arabische Lente. Ook in Europa komen mensen trouwens nog steeds samen, denk maar aan de Nuit Debout in 2016. Ik ben het er wél mee eens dat technologie veel invloed heeft: ze werkt vooral met beelden en spreekt daardoor vooral aan wat vóór de taal komt. Het draait om aangrijpen. We worden aangegrepen door iets wat we op ons scherm zien. Maar vanaf het ogenblik dat we het proberen te vatten in taal, valt de hele beweging uit elkaar. Je krijgt dus een individualisering van de politieke actie.

The Living Theatre vormde een erg fysieke gemeenschap: ze leefden samen, droegen de waarden van hun gemeenschap uit en maakten er een artistieke vertaling van op het podium. Wat is collectiviteit vandaag nog? En welke plaats krijgt ze in voorstellingen van vandaag?

MV: Gemeenschappen in Brussel komen vandaag niet langer samen rond een ideologie, zoals dat ging in de jaren 60, maar er vindt wel nog politieke actie plaats, meestal rond erg concrete problemen. Het gaat niet meer zodanig om het ‘geheel’ maar om specifieke punten. Wat ik veel zie in het activisme van vandaag, is dat het inspeelt op jurisdictie, op recht: je bekijkt wat de regels precies zijn en hoe ver je ze kunt uitrekken. Het Charter voor podiumkunstenaars bijvoorbeeld, focust op een erg specifiek probleem, namelijk het feit dat kunstenaars vaak niet eerlijk betaald worden voor het werk dat ze leveren in bestaande instellingen. Maar het charter doet niets anders dan opnieuw bevestigen wat al wettelijk vastlag.

RS: In plaats van de klasserevolutie van de jaren 60, hebben we het nu over de herverdeling van de rijkdom: hoe transnationale bedrijven meer dan individuen de arbeid opslokken en bij een relatief kleine groep plaatsen. En wat met de opkomende automatisering? Arbeid wordt almaar meer vervangen door geautomatiseerde systemen. Vandaag gaat het bespaarde geld naar de bedrijven, de eigenaars van de robots. Maar je kunt ook zeggen dat het bespaarde geld herverdeeld zou moeten worden onder de mensen die vroeger de arbeid uitvoerden, in de vorm van een gewaarborgd jaarlijks inkomen. Maar we willen niet dat de mensen die zo’n vast jaarlijks inkomen krijgen hele dagen voor hun tv-schermen zitten. Als zij echt werk zouden doen – artistiek of sociaal, dus iets anders dan arbeid – zou dat soms een ‘paradise now’ kunnen zijn?

Michiel, hoe ga jij het materiaal van Paradise Now gebruiken om je eigen productie op te bouwen? Hoe ga je wat vandaag aan de hand is in de wereld erin betrekken?

Ik heb nog maar twee weken gerepeteerd, maar wat ik interessant vind in het originele Paradise Now, is de evolutie van binnen naar buiten. Het publiek zat duidelijk in de traditionele positie, maar werd continu in het stuk getrokken, of het probeerde deel te worden van de voorstelling. Die beweging wil ik behouden. Ik wil ook met de jongeren op zoek gaan naar wat sprituele praktijken in de 21ste eeuw kunnen betekenen, door er nieuwe uit te vinden, door onze verbeelding te gebruiken, en zo misschien zelfs een utopische manier te vinden om samen te leven – wie weet? Ten derde wil ik nadenken over de intimiteit tussen die jonge lichamen. We leven in een vreemde tijd: aan de ene kant gaan we in de publieke ruimte extreem conservatief om met onze lichamen. En aan de andere kant heb je de pornoficatie van reclamecampagnes. We hebben al gewerkt rond dit soort conservatisme, de manier waarop we elkaar benaderen en met onze lichamen omgaan, door de grenzen tussen lichamen open te breken. Natuurlijk zijn al die pogingen van The Living Theatre mislukt, maar ik denk dat het net de mislukking is die het zo interessant maakt.