Niet vechten voor je leven, maar voor de betekenis van je leven
Een interview met Bashar Murkus
Wanneer we Bashar Murkus spreken over zijn recentste stuk, The Museum, heeft hij net enkele dagen vrij. Het perfecte moment voor een interview, vindt hij. Met The Museum brengt hij een gevaarlijk machtsspel op het podium: ‘Geweld is niet iets dat je alleen bij enkelingen treft, het is deel van elk van ons.’
Wanneer we Bashar Murkus spreken over zijn recentste stuk, The Museum, heeft hij net enkele dagen vrij. Het perfecte moment voor een interview, vindt hij, want het biedt hem wat afstand tot het creatieproces. De jonge theatermaker is een bezige bij: sinds 2011 heeft hij bijna twintig stukken gecreëerd en in 2015 werd hij artistiek directeur van het Khashabi Theatre. Met The Museum brengt hij een gevaarlijk machtsspel op het podium: ‘Geweld is niet iets dat je alleen bij enkelingen treft, het is deel van elk van ons.’
The Museum reflecteert over een terroristische aanslag. Waarom dat onderwerp?
Voor The Museum wilden het team en ik het concept terrorisme of extremisme onderzoeken. We hadden wat moeite met de manieren waarop we doorgaans over zulke onderwerpen reflecteren. Je neemt namelijk heel gemakkelijk je toevlucht tot een erg politiek standpunt, en je gebruikt makkelijk woorden en beschrijvingen die gedefinieerd zijn door mensen met macht. We wilden doelbewust een andere manier vinden om over terrorisme te praten dan hoe het systeem het ons oplegt, als ‘iets slechts dat mensen doen’. Natuurlijk is het iets slechts, maar klopt niet om een groot verschil te maken tussen oorlog en terrorisme, zoals het systeem doet. Bij oorlog zijn meer geld en meer macht gemoeid. Dat is volgens ons het enige verschil. Maar doordat een oorlog geïnitieerd wordt door een staat, heeft hij zogezegd bestaansrecht.
The Museum voert twee figuren op: een terrorist en een politie-inspecteur. Twee tegenstanders, kun je zeggen. Kun je ons wat meer over hen vertellen?
Inderdaad. We hebben anderhalf jaar aan dit project gewerkt. We wilden een structuur vinden waarin we het individuele terrorisme konden confronteren met het terrorisme van het systeem. Daarom hebben we elk van deze vormen van terrorisme gelinkt aan één personage. De individuele terrorist wordt gerepresenteerd door iemand die een terroristische aanslag heeft uitgevoerd in een museum voor moderne kunst. Door dat te doen, dacht hij de wereld te kunnen veranderen. Hij koos de kunst als doelwit, en kinderen als slachtoffers – kinderen die naar het museum waren gebracht om iets over het leven bij te leren. Het tweede personage is de speurder. Alles wat het systeem denkt over hoe het leven zou moeten zijn, brengt hij met zich mee. Door die twee types terrorisme op één plek samen te brengen, proberen we om niet wanhopig met maar één van beide bezig te zijn. Je kunt ook niet zomaar zeggen voor wie jij het zou opnemen en dat maakt de personages net zo interessant. Ze verenigen twee tegengestelde manieren om het leven te zien, maar beiden proberen te achterhalen hoe het zou moeten.
Hoe en waar ontmoeten de personages elkaar?
Het stuk brengt de speurder en de gevangengenomen terrorist samen in de nacht voor diens executie. Ze zijn alleen in een kamer, niemand kan hen zien, dus ze kunnen doen wat ze maar willen. Die setting biedt hun de kans om heel gevaarlijke spelletjes te spelen. Beiden zullen die nacht, in die kamer, de grenzen van het geweld en het kwaad aftasten. En om dat te doen zullen ze hun macht op alle mogelijke manieren inzetten. Geweld is duidelijk niet iets dat je alleen bij enkelingen treft, maar iets wat deel is van elk van ons.
In de korte beschrijving van het stuk blijven de personages vrij abstract: ze worden niet geografisch geïdentificeerd of gecontextualiseerd. Heb je dat bewust gedaan om je buiten bepaalde debatten te houden?
Zo heb ik theater het liefst. Ik ben niet echt geïnteresseerd in heel persoonlijke personages. Ik ben geïnteresseerd in acteurs die een ruimte delen met het publiek, die een verhaal brengen en belangrijke vragen stellen. De cruciaalste problemen zouden gewoon erg menselijk moeten zijn, los van een specifieke plek of een specifiek land. Door met basismateriaal aan de slag te gaan, wil ik uitvissen hoe ik dat in een structuur kan passen die voor een publiek kan komen.
In dit stuk is de ontmoeting met het publiek erg sterk. We hebben te maken met drie verschillende lagen theater tegelijk. We hebben het over een terroristische aanslag, die eigenlijk gecreëerd is om een film te zijn. Mensen doen aanslagen om ze te kunnen filmen. Het publiek kijkt ernaar op schermen. De aanslag is dus een geënsceneerde productie. Er is zorgvuldig over nagedacht hoe hij eruit moet zien, hoe hij moet klinken, wanneer hij uitgezonden moet worden… Aan de andere kant is de executie van een gevangene door de staat ook theater. Het is de bedoeling dat mensen ernaar kijken, ze wordt op film vastgelegd, ze komt op tv en in de media. Ook dat gebeurt in een bepaalde stijl die aan een publiek wordt gepresenteerd. En dan is er dit stuk, The Museum. We creëren drie situaties en we proberen uit te zoeken hoe we die bij elkaar kunnen brengen op eenzelfde podium. Eigenlijk hebben we niet zozeer te maken met personages op zich, maar met wat het publiek ziet en denkt, wat de acteurs het publiek proberen te doen denken of voelen. Het gaat niet over Palestina, niet over de Verenigde Staten. Het gaat gewoon over ons als mensen.
Je gebruikt een museum, wat ook een erg geënsceneerde context of ruimte is. Wat betekent dat voor jou? Je hebt het over het museum als een ruimte voor opvoeding en geschiedenis. Waarom kies je precies een museum als plaats van een aanslag?
Een museum vond ik een logische plek: wanneer je macht hebt én de sleutels van een museum, dan schrijf je geschiedenis, dan schrijf je wat er echt gebeurd is. Ik denk dat het slim is om net daar een aanslag te situeren. We wilden er niet een of andere gek aan het moorden laten slaan. Nee, we hebben het over iemand met een Master in de beeldende kunsten. Hij heeft gestudeerd, hij begrijpt waar het leven om draait, waar kunst om draait. Hij was ervan overtuigd dat hij op die manier de wereld kon veranderen. Net zoals ik hoop dat ik iets kan veranderen in de wereld door dit stuk te maken. Het schept een band tussen kunst en terrorisme. En dat is belangrijk, want ik wil een verbintenis met de onderwerpen die ik in mijn stukken behandel.
Dus is The Museum eigenlijk een stuk over hoe we deze aanslag zouden moeten zien. Hoe we hem zouden moeten begrijpen. Meestal horen we alleen wat machtige staten over zo’n onderwerp te vertellen hebben. We horen allerlei verschillende media. We kennen terrorisme op de manier waarop de Verenigde Staten het ons willen doen begrijpen. En dat is niet correct. Natuurlijk is het complete waanzin om mensen te vermoorden zoals ik het toon in het stuk, maar het is ook waanzin om in een vliegtuig te stappen en zomaar duizenden mensen in één minuut te vermoorden. Ik zeg ook niet dat iemand die vijftig kinderen ombrengt in een museum gewelddadiger is dan iemand in een kantoor in Tel Aviv of waar dan ook in Israël die mensen ombrengt in Gaza, gewoon door op een knopje te drukken. Het is hetzelfde. Dus laat ons het onderwerp vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Dat is wat wij proberen te doen.
Het conflict dat je in The Museum ensceneert, doet denken aan een van je vorige stukken, New Middle East, dat ook een machtsverhouding opvoert tussen een terdoodveroordeelde en een staatsfunctionaris, in dit geval de beul. Hun machtsverhouding verschuift in de loop van de voorstelling. Hoe verhouden die twee stukken zich tot elkaar?
Het grootste verschil tussen New Middle East en The Museum is de inzet van de strijd. In New Middle East vechten beide personages om te leven en te overleven. In The Museum hebben ze geen probleem met doodgaan. Het conflict draait net om de betekenis van hun dood. Dat is een groot verschil: niet vechten voor je leven, maar voor de betekenis van je leven. Het genereert ook een heel andere esthetica. Het nieuwe stuk is heel clean en gebruikt elementen van het modernisme. Het visualiseert wat staten kunnen doen om te moorden zonder al te veel vuil of bloed. Gewoon een klein spuitje, rustig, zonder een enkele gil, zonder in het rond spattend bloed.
We denken even terug aan Parallel Time, het stuk dat je in 2014 met het Al-Midan Theatre maakte, en waardoor dat theater zijn subsidies kwijtraakte. Hoe is de situatie in Haifa vandaag wat bepaalde narratieven betreft?
Vandaag werk ik voor het Khashabi Theatre, een onafhankelijk Palestijns theater in Haifa. Die groep bestaat uit onafhankelijke Palestijnse kunstenaars. Samen hebben we besloten dat we een plaats en een theater nodig hebben die onafhankelijk zijn: ze krijgen geen Israëlisch geld, zijn niet verbonden met de mainstreamcultuur. Als we niet gebonden zijn aan de staat om onze producties te maken, dan produceren we wat we maar willen op die plek. In die zin zijn we vrijer. We zijn blij om hier te zijn, in bezet Palestina, omdat het ons land is. Maar er is geen plaats voor ons in het culturele veld. In het Khashabi Theatre kiezen we ervoor onze verantwoordelijkheid voor het maken van onze kunst op te nemen. Het is onze vorm van verzet en onze manier om onze identiteit te behouden. En het zorgt ervoor dat we niet alleen met onze mensen kunnen praten, maar met iedereen in de wereld. Het is cruciaal om zonder regels en beperkingen te kunnen creëren, zonder dat iemand zegt: ‘Hier mag je het niet over hebben.’ Nadat het Al-Midan Theatre in Haifa was opgedoekt, kozen we ervoor de connecties te verbreken. Nu kampen we met andere problemen, natuurlijk, maar we maken tenminste wat we willen en we reizen er de wereld mee rond.
Een gesprek met Bashar Murkus, door Esther Severi & Eva Decaesstecker (september 2019, Kaaitheater)