ma di wo do vr za zo
 
 
 
 
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
 
 
14
 
 
 
 
18
 
19
 
 
 
22
 
 
24
 
25
 
26
 
27
 
 
 
 
 

Met kunst komen we minder bedrogen uit

een gesprek met Els Dietvorst

Interview
12.12.18

Een gesprek met Els Dietvorst naar aanleiding van haar voorsteling Memento Mori! !iroM otnemeM.

Het stormt in Ierland, de internetverbinding slaagt er niet in stand te houden en dus schakelen we van Skype over naar een WhatsAppgesprek. Sinds Els Dietvorst op het Ierse platteland woont, is haar leven veel meer onderhevig aan de wetten van de natuur. Storm en wateroverlast kunnen een rotte oogst en zieke dieren betekenen. Het gebrek aan WiFi, is er slechts een detail van. De menselijke kwetsbaarheid, de relatie met de natuur en al wat ons omringt, stond altijd al centraal in Dietvorsts werk, maar sinds Ierland gaat haar leven een directere dialoog aan met de dood. En als ‘levenskunstenaar’ krijgt dit ook een neerslag in haar werk: in februari presenteert Dietvorst de première van haar eerste theatervoorstelling Memento Mori! !iroM otnemeM.

Hoe komt het dat de dood zo’n prominente rol speelt in je werk?
Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in het dagelijkse leven, de dood hoort daar ook bij. Maar sinds ik in 2010 naar Ierland verhuisd ben, is de dood een pak aanweziger geworden in mijn leven. Op het platteland word je voortdurend geconfronteerd met dingen die sterven, transformeren of verdwijnen. Ik bedoel niet enkel dieren of planten, deze nacht is er ook dijk gebroken door het noodweer. Het zorgt ervoor dat je je veel sterfelijker en vergankelijker voelt, maar doet je respect voor moeder natuur ook groeien. Er zit iets cyclisch en oers in.

           Twee jaar geleden stierf mijn broer. Toen kwam de dood opnieuw heel dicht, ditmaal op intermenselijk vlak. Het vormde het vertrekpunt voor Drijfhout, een van de twee monologen waarop Memento Mori! gestoeld is. Als je geen religie hebt om zo’n gebeurtenis te verwerken, moet je andere manieren zoeken. En voor mij is dat onder andere mijn kunst en vooral het schrijven.

Een ‘Memento Mori’ is ook waarschuwing: ‘besef dat je sterfelijk bent!’ Naar wie richt je deze titel?
Mensen en vooral kunstenaars zijn heel ijdel. Soms vergeten we hoe belangrijk nederigheid is. We zouden onszelf minder als het centrum van aandacht moeten zien en meer respect tonen voor wat rondom ons leeft en gebeurt. Als je dat doet, accepteer je de dood gemakkelijker als een deel van het leven.

Je bent voornamelijk gekend als beeldend kunstenaar, je maakt tekeningen, sculpturen, films. Vanwaar kwam de nood om dingen in louter woorden uit te drukken, in plaats van met beelden?
Als filmmaker kan je veel vatten, maar niet alles. Dat merkte ik toen ik tussen 2006 en 2010 samenwerkte met de Kameroenees ACM (‘Art-Coeur-Merci’). Ik maakte verschillende films over en met hem, maar ik raakte gefrustreerd omdat ik niet gezegd kreeg wat ik wou. Op een gegeven moment ben ik aan het schrijven geslagen. Het resultaat was de monoloog Ik ga naar mijn kippen, die ook verwerkt zit in de voorstelling. Ik vind dat ik met deze tekst dichter op de waarheid zit. En dat is toch wat je als documentairemaker en kunstenaar wil: op de huid van je onderwerp zitten en zo dicht mogelijk tegen de waarheid aanleunen.

Wat kreeg je niet gezegd met de camera, dat je wel in woorden kon vatten?
Hoe verschrikkelijk vijandig de maatschappij staat tegenover een grote zwarte man, die niets misdeed, die gewoon in een andere wereld leefde. Hij deed niemand iets kwaads en toch werd hij overal weggejaagd. Het schrijven was voor mij ook een manier om te verwerken wat ik rond mij heb gezien in een grootstad. Zo werd Ik ga naar mijn kippen voor mij ook een afscheid van Brussel, van de stad tout court. Dat verwerkingsaspect is bij de andere monoloog ook duidelijk aanwezig. Ik denk niet dat ik over mijn broer een film had kunnen maken. De ervaring kan ik wel in die tekst kwijt.

Je vond niet enkel een nieuwe uitlaatklep in het schrijven, je laat de teksten nu ook opvoeren in een theatervoorstelling.
Voor Ik ga naar mijn kippen had ik oorspronkelijk een luisterspel in gedachte. Ik ben een absolute radiofreak. Ik luister graag naar stem, naar theater of zelfs naar een voetbalmatch op de radio. Het feit dat je zelf het beeld moet vormen en je zicht even moet uitschakelen, vind ik heel interessant. In de monoloog rond ACM verwerkte ik daarom veel ritmische en muzikale aspecten. De eerste keer dat ik de tekst opgevoerd hoorde, was echter pas vorig jaar op het Kunstenfestivaldesarts. Ik toonde videowerk over ACM en een vriendin van me  – Angelique Wilkie – bracht de monoloog in het Engels. En toen besefte ik dat die tekst eigenlijk nog beter is als hij live uitgesproken wordt! Toen kreeg ik van Kaaitheater de opdracht een tweede monoloog te schrijven, om die samen met Ik ga naar mijn kippen tot een voorstelling te verwerken.

           In 2015 werd ik uitgenodigd op de Moskoubiënnale voor Hedendaagse Kunst en daar heb ik gewerkt aan Skull 3, een gigantische schedelsculptuur. In die periode was mijn broer heel erg ziek. Het was heel confronterend om aan dit kunstwerk, een schedel, te werken, terwijl mijn broer op sterven lag. Die combinatie van kunst bedrijven, een creatie delen, en mijn broer die aan het sterven was, daar gaat Drijfhout over.

Komen er ook sporen van die beeldende kunstwerken terug in de opvoering van de monologen?
Nee, ik doe dat niet graag, zo ‘laten zien wat je hoort’, het mystieke is belangrijk. Bij I watched the white dogs of dawn, een film over Ierse vissers, splitste ik de film in twee delen: het eerste deel bevatte enkel beelden, het tweede enkel ‘talking heads’. Heel wat mensen vroegen me achteraf waarom ik geen beelden tussen die interviews gezet had. Maar voor mij klopt dat niet, dat zou te letterlijk, te direct worden. Je moet als luisteraar en kijker dingen kunnen verbinden in je eigen hoofd. En met die monologen is dat hetzelfde: ik spreek over dingen, maar ik laat ze daarom niet zien.

           Er zit trouwens veel herhaling in de monologen, omdat ik soms denk dat we te weinig luisteren. Herhaling heeft een ongelooflijke kracht om emoties te triggeren. Door te blijven herhalen komt het veel krachtiger over. Het is een beetje zoals de muziek van Arvo Pärt of Philip Glass.

Wat interessant is aan de lange trajecten die je rond eenzelfde onderwerp opzet, is dat je verschillende afstanden creëert tussen jezelf en het onderwerp. In de fictiefilm As long as the blackbird sings is alle aandacht gericht op ACM, die wordt uitgebeeld door een acteur. In Ik ga naar mijn kippen sta je zelf als verteller/schrijver heel centraal.
Ik werk sowieso altijd aan lange projecten. Als ik een onderwerp zoals ACM aansnijd, dan wil ik dat langs alle kanten bekijken en er veel tijd voor nemen. Die tijd is belangrijk om echt te kunnen begrijpen wat er aan het gebeuren is. En hoe dichter ik uiteindelijk kom bij ‘de waarheid’ van dat onderwerp, hoe beter het mij ligt en hoe beter daardoor ook het artistieke werk wordt.

           Ook de andere monoloog zit in een langdurig project en hangt samen met Skull 3. Tegelijk komen in mijn werk altijd dezelfde thematieken voor: de kwetsbaarhieid van de mens, la condition humaine, het egocentrisme van de mens, de kapitalistische wereld waar we slaaf van zijn, maar ook de migrantenproblematiek. Die was deel van ACMs verhaal en zit ook hierin vervat. Skull 3 heb ik namelijk opgebouwd met een groep migranten uit Oezbekistan en Tadjikistan en twee andere kunstenaars. Uiteindelijk hebben we beslist om niet meer enkel mijn naam als maker te gebruiken, maar om het op te dragen aan iedereen die had meegewerkt. We hadden de sculptuur samen gemaakt, er samen betekenis aan gegeven en iedereen voelde zich er in thuis. Ieder had voor zich aanknopingspunten met het werk gevonden: de geur van verbrand hout deed iemand denken aan zijn grootmoeder, de leem die we gebruikten deed een ander denken aan het huis dat hij ooit gebouwd had. Al deze kleine elementen vormen samen een soort van collectief geheugen van de sculptuur. Het mooie aan dit werkproces is dat ik merkte hoe je kunst kan maken als een middel om te communiceren met elkaar en dingen te delen. En om totaal grenzeloos te denken.

           Ik werk graag in samenwerkingsverband. Ik geef mijn werk graag uit handen om te zien wat iemand anders ermee doet. Ook nu met Dirk [Roofthooft] en Aurelie [Di Marino]: zij hebben hun eigen karakter en voegen door hun persoonlijke aanpak een extra dimensie toe aan de teksten. Het is een beetje zoals een tattoo. Als je een tattoo laat zetten, vertrek je van een eigen tekening. Maar het is uiteindelijk de interpretatie van de tattoo-artiest die op je lichaam belandt.

Kunst en leven gaan voor jou samen, zeg je regelmatig. We hebben het nu altijd al gehad over de ‘memento mori’ in relatie tot het leven en de dood. Maar wat zou die titel voor jou kunnen betekenen in relatie tot kunst?
Wel, ik denk niet meer dat kunst de wereld kan redden, wat ik vroeger wel dacht. Maar ik denk dat kunst een steentje kan bijdragen om anders in de wereld te staan en de blik van mensen te wijzigen. Het is niet alleen maar creëren, het heeft ook te maken met energieën en dynamieken, met echt op andere manieren naar dingen kijken. Creativiteit is een basiskenmerk van ons zijn. Kunst is belangrijk, net zoals eten en drinken, we hebben fantasie nodig om te overleven. Voor mij is kunst eigenlijk een levensfilosofie. Het is ook een manier om te delen, om een dialoog aan te gaan, om andere opinies te horen. Gewapend met kunst zijn we alerter en komen we minder bedrogen uit.

 

Een gesprek met Els Dietvorst, door Eva Decaesstecker (Kaaitheater, november 2018).