ma di wo do vr za zo
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
12
 
13
 
14
 
15
 
16
 
17
 
18
 
19
 
20
 
21
 
22
 
23
 
24
 
25
 
26
 
27
 
28
 
29
 
30
 
 
 
 
 
 

'Je moet een voorstelling ondergaan, niet enkel lezen'

een gesprek met Benjamin Vandewalle

Interview
20.12.16

Benjamin Vandewalle noemt zich meestal choreograaf, maar is veel meer. Zijn werk draait rond perceptie en beweging. Als stadschoreograaf in spe, zoekt hij graag de openbare ruimte op en betrekt hij het liefst mensen uit alle hoeken van de maatschappij. ‘Als kunstenaar word ik mij steeds meer bewust van een maatschappelijke verantwoordelijkheid.’ Een gesprek met Benjamin Vandewalle naar aanleiding van zijn Kaaitheater residentie (2017-2021).

Benjamin Vandewalle noemt zich meestal choreograaf, maar is veel meer. Zijn werk draait rond perceptie en beweging. Als stadschoreograaf in spe, zoekt hij graag de openbare ruimte op en betrekt hij het liefst mensen uit alle hoeken van de maatschappij. ‘Als kunstenaar word ik mij steeds meer bewust van een maatschappelijke verantwoordelijkheid.’ Benjamin Vandewalle naar aanleiding van zijn Kaaitheater residentie (2017-2021).

Je hebt als kind ballet gedanst. Later volgde je een opleiding aan PARTS. Je huidig werk heeft echter niet altijd te maken met dans. Welke rol krijgt dans momenteel in je praktijk?

Als mensen me vragen wat ik doe als beroep, antwoord ik spontaan danser of choreograaf, hoewel het al een tijdje geleden is dat ik nog echt heb gedanst. Mijn basisprincipe is ‘beweging’: dat wat leven mogelijk maakt en waar alles tot gereduceerd kan worden. Dans is daar een specifieke uiting van, maar het is slechts een van de tools die ik hanteer.

Het performen op zich vind ik geweldig. Als je voelt dat de performance echt klikt met het publiek en er een ongelooflijke concentratie ontstaat, dat is de beste drugs die er bestaat! Ik ben ervan overtuigd dat, moest ik Matrix-gewijs mijn ervaringen als danser kunnen overbrengen op een publiek, dans het meest succesvolle medium aller tijden zou zijn. Voor mij komt de fysieke ervaring die op je zenuwstelsel inspeelt en je letterlijk door elkaar haalt op de eerste plaats. Je moet een voorstelling ondergaan, niet enkel cognitief lezen. De tekst die je bij een voorstelling krijgt, is belangrijk als duiding, maar de ervaring primeert volgens mij.

Wil dat ook zeggen dat je vanuit je eigen ervaring naar dans kijkt?

Bij dansante voorstellingen hou ik me minder bezig met het concept erachter. Ik lees de voorstelling door te voelen, een houding die ik meeneem uit de Vipassana meditatie. Het is pas als je het leven echt en diepgaand ervaart, dat je je handelen kan veranderen. Dat is de ondertoon in mijn werk: de manier waarop wij naar de wereld kijken, bepaalt hoe wij in de wereld staan. Als we anders leren kijken, gaan we automatisch ook op een andere manier leren denken.

Er zit een gelaagdheid in mijn werk waar iedereen iets in kan lezen, zonder dat het om sociaal artistiek werk gaat – het sociale aspect is eerder een consequentie van het feit dat ik de publieke ruimte in trek. Vandaar dat zoveel van mijn werk over perceptie gaat én erg toegankelijk is voor een breed publiek. Birdwatching 4x4, waarin je vanuit een rondrijdende bus naar de stad kijkt, is daar het prefecte voorbeeld van: een doorwinterde kijker is even hard geraakt als een toevallige passant, omdat de voorstelling zo direct en doordringend is.

Ik wil nadenken over de publieke ruimte als een speelvlak, dat tegenover de theaterscène staat. Een podium is een soort van heilig territorium waar je als publiek niet thuishoort. Alles is er gecontroleerd en gerecreëerd. De publieke ruimte is een gedeelde realiteit en dus het speelvlak van iedereen. Ik vind het interessant om met realiteitsperceptie te spelen in die gemeenschappelijke wereld. Het publiek tijdens Birdwatching 4x4 ging zo op in het project omdat het hùn leefwereld was die getransformeerd werd. De straat waar ze elke dag doorwandelden werd plots het speelvlak.

In de publieke ruimte onderzoek je de mogelijkheden van een stadschoreograaf. Hoe vul jij dit idee in?

Naar een theater gaan, is een bewust keuze waar je je op voorbereidt. Met kunst in de publieke ruimte gaat dat niet. De kijkdozen van Interview bijvoorbeeld, zien er heel onschuldig uit, maar de ervaring ervan kan hard toeslaan omdat je niet bent voorbereid. Onder de zelfgekozen naam van stadschoreograaf werk ik vooral aan wat ik voorlopig de Kunstkermis noem. Het is een ontwikkelingsparcours van een aantal maanden doorheen de stad met een reeks installaties en interventies zoals Interview en Birdwatching 4x4. Ik wil weten wat het betekent om langdurig aanwezig te zijn in de publieke ruimte en een relatie op te bouwen met de omgeving. Zoals bepaalde daklozen die haast iedereen kent, deel uitmaken van de identiteit van de stad, wil ik ook deel worden van het straatbeeld.

Eigenlijk gaat het erom kunst te verweven met het dagelijks leven. Ik wil in kaart brengen wat er allemaal beweegt: de beweging tussen mensen onderling, van mensen binnen hun leefwereld, of de beweging in zichzelf. Een goed voorbeeld hiervan is Tracking Traces dat ik voor het eerst uitprobeerde binnen het platform Performing Space in Maastricht. Drie dagen lang achtervolgde ik mensen met een groot stuk krijt over een plein. Je kreeg op een mooie manier te zien hoe mensen zich bewegen in de publieke ruimte. De lijnen en tekeningen breidden zich ver uit over de stad.  Hierdoor kwamen er soms mensen toe op het plein die een lijn hadden gezien en deze gevolgd hadden tot op het plein. Door de passage van mensen letterlijk te ‘onderlijnen’, verliest de beweging haar vluchtigheid en krijg je er een andere relatie mee.

Wat betekent Brussel voor jou en voor jouw werk?

Ik heb hier net een appartement gekocht en dat voelt aan alsof ik me dieper in die stad wortel. Ik wil hier dan ook een rol innemen en mijn steentje bijdragen. Als kunstenaar word ik mij steeds meer bewust van een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dokters leggen een eed af dat ze altijd mensen in nood zullen helpen, omdat ze de kennis ervoor bezitten. Kunst kan misschien geen levens redden, maar ik wil de kennis die ik heb opgebouwd, omdat ik mij hier dankzij belastinggeld al zolang mee heb kunnen bezighouden, delen.

Ik geef bijvoorbeeld les in schooltjes in Molenbeek. Ik merk dat ik met mijn bagage als kunstenaar iets kan betekenen voor die kinderen: mensen even uit hun dagdagelijkse realiteit te halen en creatief laten bezigzijn. Ik kan ze doen stil te staan bij de dingen en nieuwe vormen van kijken aanreiken.

Van je werk in scholen heb je verschillende filmpjes gemaakt, waaruit blijkt dat je met de leerlingen verder gaat dan louter lesgeven. Wat betekent dat engagement voor jou?

Het is eerst en vooral gewoon heel erg leuk om te doen. Dankzij de filmpjes kan je het intense proces dat je met de kinderen doormaakt, ook met een breder publiek kan delen. Zo ontstaat er een soort inzicht in het samenwerken aan een voorstelling: wat betekent het om voor mensen te gaan staan en iets van jezelf te laten zien? Het is niet dat die kinderen plots echte dansers worden, maar het gaat om de beleving: het zelfvertrouwen, het omgaan met elkaar, het overwinnen van moeilijke momenten… Er is een grote armoede aan kennis van het lichaam en hoe daarmee om te gaan. Balspelen zijn natuurlijk ook leuk, maar je voelt dat kinderen hun lichaam beter willen kennen en deze kennis willen kunnen gebruiken binnen de dynamiek van de groep. Sommigen bloeien helemaal open, omdat ze plots iets kunnen doen waar ze wel goed in zijn.

Na vier jaar in de cocoon van PARTS te hebben gezeten, wilde ik de wereld zien zoals ze echt is. Ik vertrok voor vijf maand naar Afrika als lesgever, met het idee dat zij mijn hulp nodig hadden en ik de wereld zou verbeteren. Daar stap je natuurlijk al snel van terug – je merkt dat de wereld veel complexer in elkaar zit dan je als tiener denkt. Ik werd wel geprikkeld om samen dingen uit te proberen. Daarin zit de erkenning dat het voor mij evenzeer een ervaring is als voor hen. Hoe meer bruggen we kunnen slaan, hoe meer beweging we kunnen creëren tussen alle verschillende contexten en levenswerelden.

Hoe zie jij als choreograaf jouw educatief werk, en het werken met niet-professionele dansers?

Ik vind het altijd een verademing om met verschillende soorten mensen in contact te komen. Werken met vrijwilligers is vooral een manier om als kunstenaar niet te geïsoleerd te geraken in mijn eigen kleine biotoop. Volgens mij is dit een eeuwig gevaar van het veld waarin we zitten: het kan zich gemakkelijk afsluiten van de rest van de wereld.

En dat is spijtig, want iedereen staat zo anders in de wereld en je kan van iedereen bijleren. Bij de geluidschoreografie Hear bijvoorbeeld was het fantastisch om met al die Brusselse mensen uit alle hoeken van de maatschappij aan de slag te gaan. Zowel voor mij als voor hen. Iedereen brengt zijn eigen perspectief mee, wat zorgt voor een kruisbestuiving in het praten én in het bewegen.

Waarom heb je toegezegd op de residentie van het Kaaitheater en wat zijn je verwachtingen hiervoor?

Ik weet dat ik goed functioneer als er een zekere continuïteit is, maar als kunstenaar zijn de relaties met huizen en instellingen vaak erg precair. Als de programmator waar je een goede band mee hebt het huis verlaat, ben je ook de binding met dat huis voor een stuk kwijt. Het gevoel nu deel te gaan uitmaken van een huis en gemeenschap is dus echt waardevol. Die residentie is vooral een hulp om mijn werk veel vloeiender te laten verlopen; om in een lange adem aan een project te kunnen werken, wat ik bijvoorbeeld nodig heb voor de Kunstkermis.

Maar daarnaast wil ik ook teruggaan naar de performer in mij, die in het werk in de publieke ruimte soms verstopt geraakt. Ik heb soms het gevoel louter nog ten dienste te staan van mijn werk. De residentie biedt een kans om terug te gaan experimenteren, zonder dat dit meteen in een programma moet staan. Pas achteraf besefte ik wat de grootste luxe van PARTS is: je kan falen, zelfs heel zwaar falen. Als het maken plots je broodwinning wordt, ga je veel minder risico nemen. En daar zit de paradox, want ik heb ondertussen ook geleerd dat je om een goed werk te maken, juist veel risico’s moet kunnen nemen. Waar er bij mijn ‘minder goede’ voorstellingen te veel controle zat vanuit het op voorhand bedacht recept, ontstaan mijn beste werken wanneer ik empty-handed de studio binnenkom en vanuit een aantal losse ideeën begin tot er plots iets uitkomt dat ik niet had kunnen bedenken.

 

Benjamin Vandewalle in gesprek met Lana Willems en Eva Decaesstecker