Duet for two string trios
Lees hier het digitaal programmablad van Duet for two string trios.
Lees hier de korte inhoud van de voorstelling en de credits.
"Tekst helpt me om veel gedetailleerder naar beweging te kijken"
een interview met Claire Croizé, door Steven De Belder (Concertgebouw Brugge)
Het initiatief voor deze voorstelling kwam van het Goeyvaerts Strijktrio. Hoe kwamen ze bij jou terecht?
CC: De Amerikaanse componist Charles Wuorinen (1938-2020), die in 1970 als jongste componist ooit de Pulitzer-prijs had gekregen, was erg onder de indruk van hun spel en schreef speciaal voor hen zijn Second String Trio. Zijn eerste strijktrio dateerde uit 1968, en de eerste opvoering ervan in het Guggenheim Museum in New York werd vergezeld van een choreografie van de Frans-Amerikaanse danser Jean-Pierre Bonnefoux. De muzikanten wilden graag ook een choreografische tegenhanger bij dit nieuwe trio, naast een nieuwe choreografie voor het eerste strijktrio, omdat er van Bonnefoux’ werk geen enkel spoor meer is. Ze kwamen bij mij uit omdat hun contacten in de danswereld hen vertelden dat ik erg geïnteresseerd ben in het choreograferen op ‘moeilijke’ muziek. Ik stemde ermee in omdat ze graag meegingen in een verregaande samenwerking, niet alleen artistiek maar ook organisatorisch.
Hoe situeer je zelf de muziek van Wuorinen?
CC: Beide composities zitten in de traditie van de twaalftoontechniek van Schönberg, maar lopen verder sterk uit elkaar. Het eerste trio is het meest avantgardistisch en expressionistisch: zodat telkens wanneer je denkt een houvast te vinden in een bepaalde lijn of beweging, is deze alweer voorbij. Ernaar luisteren vereist volledige concentratie. De muziek zit vol beweging, en één van de redenen waarom de muzikanten er dans bij wilden hebben was omdat ze hoopten via de beweging van lichamen de beweging die in de muziek zit beter te begrijpen. Het tweede deel leunt meer aan bij de post-romantische traditie van de vroege Schönberg, het is meer lyrisch omdat het herkenbare melodische lijnen heeft. Omdat het eerste deel zo intens is, ook voor de muzikanten, en zo’n groot contrast vormt met het tweede deel, laten we een pauze tussen de twee trio’s.
Hoe wilde je de choreografie tegenover de muziek plaatsen?
CC: Aanvankelijk wilde ik de energie van de compositie en de fysicaliteit van de muzikale uitvoering het spelen ervan volledig omarmen, maar dat bleek niet de juiste manier. Een noot-voor-noot-omzetting van dans en muziek kon niet omdat ik maar twee dansers had, en zou bovendien veel te traag gaan en te beperkend zijn, terwijl ik mijn dansers graag ruimte en vrijheid geef… Tegenover die technische, doorgecomponeerde muziek wilde ik een emotionele laag te zetten, en zo kwam ik terug uit bij een tekst als substraat voor de choreografie, een procédé dat ik ook al in eerdere choreografieën gebruikte. Voor het eerste strijktrio gebruik ik een dialoog van Cesare Pavese, gebaseerd op de oud-Griekse mythe van Ixion en Nefeli, die discussiëren over de plaats van de mens in de rangorde van de wezens in de kosmos: Ixion is een trotse mens die de goden wil uitdagen, Nefeli waarschuwt hem ervoor dat het doorbreken van de kosmische orde hem op vreselijke wraak van de goden zal kome te staan. In het tweede deel gebruiken we gedichten van Rainer Maria Rilke: deze zijn romantisch en introspectief, met vragen over het menselijke bestaan, gevoelens en de natuur, in de afwezigheid van het goddelijke. Beide teksten gaan over de vraag naar de plek van de mens in een groter geheel, de natuur, de kosmos, iets wat me erg bezighoudt.
Welke rol gaan die teksten spelen in de voorstelling?
CC: Tekst opent mijn verbeelding, geeft structuur aan de choreografie en helpt me om veel gedetailleerder naar beweging te kijken. Het narratieve element laat toe om verbindingen te maken tussen choreografie, muziek, decor en kostuums. Maar nog meer dan in eerdere choreografieën is het totaal niet van belang dat de toeschouwers de indruk hebben dat er een verhaal loopt dat ze moeten kunnen volgen - het moet nooit theater worden. In het eerste strijktrio is de tekst een dialoog. De dansers maakten materiaal waarbij voor elk relevant woord een beweging gemaakt wordt, en de dynamiek tussen beide dansers volgt de dynamiek van de geschreven dialoog. We letten erop dat die beweging het hele lichaam bestrijkt, niet alleen uit herkenbare gebaren bestaat. Dat dansmateriaal brachten we dan in dialoog met de muziek. De verhouding tussen muziek en beweging is even dynamisch en veranderlijk als de muziek: ze zijn op elkaar gericht maar vallen zelden samen. In het tweede deel is dat heel anders, en laat ik de muziek meer de richting aangeven. Het algemene kader is dat van romantiek en samenzijn, en in mijn verbeelding is de setting de liefdesnacht tussen Ixion en Nefeli, die aan de dialoog voorafging. De dansers bewegen meestal dicht bij elkaar, met veel lifts en aanrakingen. De gedichten van Rilke zijn de bron van het concrete bewegingsmateriaal, die elke danser op zijn eigen manier interpreteerde, maar ik leun sterker op de muziek om keuzes te maken, en op verschillende momenten liet ik de dansers materiaal maken dat rechtstreeks door de muziek gevoed werd.
Hoe heb je samengewerkt met de muzikanten?
CC: De muzikanten zijn bijzonder genereus. Ze zijn zo vaak als mogelijk aanwezig op de repetities. De muziek klinkt live toch altijd anders , ook omdat ze zijn blijven sleutelen aan hun interpretatie. Ik heb heel veel gehad aan hun uitleg over de muziek, en ze vonden het gelukkig ook niet erg om een stuk van enkele seconden tientallen keren opnieuw te spelen tot ik de choreografie juist had. Momenteel ben ik nog op zoek naar manieren om de interactie tussen dansers en muzikanten ook te vertalen in de opstelling op het podium, zodat het een dialoog in alle dimensies wordt.