Mon Tue Wed Thu Fri Sat Sun
 
 
 
 
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
 
 
14
 
 
 
 
18
 
19
 
 
 
22
 
 
24
 
25
 
26
 
27
 
 
 
 
 

Kate McIntosh

Interview
22.12.16

Kate McIntosh is geboren in Nieuw-Zeeland maar woont in Brussel, en dat heeft haar werk sterk beïnvloed. Aangetrokken tot het onbekende, daagt ze zichzelf in elke voorstelling uit. De toeschouwers en hoe die zich verhouden tot de voorstellingsruimte, spelen een centrale rol in haar producties. ‘Als ik zelf in de zaal zit, ben ik vaak nieuwsgieriger naar de mensen die rondom me zitten, dan naar wat er effectief op het podium gebeurt.’

Laten we bij het begin beginnen. Je bent van start gegaan als danser, maar je werk raakt vandaag heel uiteenlopende disciplines aan. Hoe ben je tot dit punt gekomen?

Tot mijn dertigste heb ik als danser getraind en gewerkt. In 2004 maakte ik mijn eerste eigen productie en stopte tegelijk ook quasi volledig met mijn danstrainingen. Ik was toen al enkele jaren in Brussel en raakte gefascineerd door de kruisbestuivingen tussen allerhande disciplines die ik hier aantrof. In andere landen waren de grenzen tussen de verschillende genres nog altijd erg strikt. Het feit dat een danser interessante gesprekken kon hebben met een schilder of schrijver en daarbij ook met hen kon samenwerken, was voor mij een ware openbaring. Het prikkelde me om andere kunstvormen te onderzoeken, zowel als maker als in samenwerking met anderen. Sindsdien is dingen doen waarvan ik niet goed weet hoe ik ze moet doen en waarmee ik heel weinig ervaring heb, een blijvend gegeven in mijn werk. Elke nieuwe productie is iets wat ik nooit eerder heb geprobeerd en daarom ook een zoektocht.

In mijn werk zie je duidelijk mijn affiniteiten met het lichaam: menselijke lichamen, dierlijke lichamen, en de grenzen tussen de twee. Maar evengoed lichamen als materiaal in de wereld: de materialiteit van het eigen lichaam en de verschillende soorten van materialiteit bij niet-menselijke lichamen, levende en nietlevende. Mijn danstraining heeft mijn werk dus voor een groot stuk gevoed, maar niet op een danstechnische manier. Dat is voor mij een ander discipline – dat ik erg respecteer, maar verlaten heb.

Wat is volgens jou de rol van de kunstenaar? En wat zou de relatie van de kunstenaar moeten zijn tot de maatschappij, de kunstwereld en de cultuurhuizen waarin hij of zij werkt?

Op die eerste vraag bestaan veel verschillende antwoorden, die elke kunstenaar op een heel persoonlijke manier invult. Een goed werkende praktijk ontwikkelt zich in twee richtingen: zowel kunstenaars als theaters doen hun best om voor iedereen de juiste werkomstandigheden te creëren. Ik denk dat iedereen een grote verantwoordelijkheid heeft om te garanderen dat die omstandigheden ook ethisch en politiek gezond zijn. Tegelijk zorgen de kunstenaars en instellingen samen voor een erg belangrijke creatieve publieke ruimte, dat een sociaal draagvlak heeft en een politieke visie uitdraagt. De keuzes die een instelling maakt over het type openbare ruimte die ze aanbiedt, gaan ver: hoeveel kost het om iets te eten op die plek? Hoe toegankelijk is ze? Welk publiek wordt er uitgenodigd? Waar komen sponsoring en subsidies vandaan? Achter al die
dingen gaat een diepgaande ethos schuil, die ik erg belangrijk vind. Volgens mij krijgen zowel kunstenaars als instellingen de mogelijkheid om elkaar op dit vlak uit te dagen. Hopelijk dagen ze zo ook meteen het publiek uit en laten ze hen beseffen dat het om meer draait dan enkel een voorstelling te zien. De theaterruimte is ook een plek waar mensen samenkomen, gefinancierd met overheidsmiddelen. Hier wordt een publiek een echte gemeenschap.
Dat alles creëert een structureel kader, met daar middenin een ruimte waarin het kunstwerk verschijnt. Die ruimte zou haar maximale vrijheid moeten behouden – voor de kunstenaars om te begrijpen wat ze het publiek te bieden hebben en voor de toeschouwers om het te ontdekken en erover te reflecteren.

 

Kate McIntosh in gesprek met Lana Willems en Eva Decaesstecker