Ecopolis 2022 | Different jobs, one planet. Stories of strong commitment
Medestanders zoeken voor de strijd tegen heersende systemen
verslag van het panelgesprek Different jobs, one planet. Stories of strong commitment met Apoline Vranken, Jerémy Désir-Weber & Thomas Goorden. Gemodereerd door Caroline Van Petegem. Verslag opgetekend door Dirk Vendenberghe.
Kan je in elke job iets betekenen? Jerémy Désir-Weber probeerde het alleszins. Hij was lange tijd financieel analist bij de financiële instelling HSBC. “Ik heb wel geprobeerd om de bank van binnenuit te veranderen, of toch bepaalde aspecten ervan. Hier en daar lukte dat. Maar de algemene mentaliteit van een bank kan je niet veranderen, daarvoor ligt de focus te nadrukkelijk op groei. Je kan je oversten op bepaalde limieten wijzen, maar daar doen ze haast niets mee.” Hij nam uiteindelijk ontslag bij de bank, omdat hij zag dat ook veel zogenaamde ‘groene producten’ slechts een schaamlapje waren, een vorm van greenwashing.
Bij zijn afscheid schreef hij een open brief, om mensen vooral aan te sporen te blijven proberen. “Je kan een organisatie deels veranderen, en je bent nooit alleen, het gaat erom medestanders te vinden. Mijn doel was om mensen te helpen om misstanden aan te klagen en naar buiten te brengen, daarvoor heb ik nu ook een organisatie opgericht. Je kan de onrechtvaardigheden die je ziet en merkt onthullen, aanklagen. Daar helpen wij bij.”
Apolline Vranken juicht toe dat er organisaties zijn die mensen helpen om wantoestanden aan te klagen. Zij richtte na haar studies architectuur het platform L’architecture qui dégenre op, waarmee ze aandacht vraagt voor de positie van vrouwen in de publieke ruimte en meer aandacht wil voor de rol van de vrouw in het vormgeven van de stad.
“Ik ben student maar ook activist”, zegt Vranken, “en ik moet daar een evenwicht in vinden. Want de wereld van de universiteit en het onderzoek evolueren soms traag. Er zijn zeker kansen, maar er zijn ook veel barrières. Er is zeker vooruitgang en die komt vooral van onderuit, vanuit de studenten zelf. We zijn nu vijf jaar na #metoo, en de zichtbaarheid van vrouwen en minderheden is zeker verbeterd, en er is meer aandacht voor de rol van vrouwen in bijvoorbeeld architectuur en stadsplanning. Dus ik ben wel optimistisch.”
Iemand die niet vanuit zijn job als activist actief is, is Thomas Goorden, de man die het PFAS-schandaal in Antwerpen onthulde. “Ik heb er niet bewust naar gezocht, het kwam op mijn pad. En als ik onrechtvaardigheid zie, dan wil ik in actie komen. Het is een keuze tussen mezelf zijn of dat onderdrukken.”
Activisme is niet betaald, en Goorden kwam in het nieuws toen hij daar kritische vragen bij stelde. Hij vond het raar dat hij met Zuhal Demir en met allerhande goedbetaalde bedrijfsmensen rond de tafel moest gaan zitten om zijn expertise en bevindingen te delen, terwijl hij de enige was die daar niet voor werd betaald. “Want eigenlijk doe ik hier het werk van de overheid, de regering. Ik verricht hun werk, maar ik ben niet welkom bij de mensen die de Oosterweelverbinding willen bouwen. Maar op den duur konden ze ons niet meer negeren, ook juridisch niet, want we kregen gelijk van de rechter. Vervolgens kregen we de ‘sunshine treatment’, ons werd gevraagd wat we dan precies wilden. Toen zei ik: we gaan niet onderhandelen, want jullie worden allemaal betaald, jullie hebben voldoende tijd om de zaak te rekken, en wij zijn onbetaalde vrijwilligers. Als we nu gaan onderhandelen, dan worden wij uitgeknepen als citroenen. Wij willen compensatie voor de tijd die we in dit dossier steken. Iedereen was geschokt door die vraag, maar uiteindelijk zei de minister wel ja. Terwijl we in de pers natuurlijk wel werden geframed als golddiggers.”
Het illustreert volgens Caroline Van Petegem het belang van zelfzorg bij activisten. Vranken beaamt: “Dat is zeer belangrijkrijk. Dat is ook wat we willen met feministische architectuur, hoe je wandelt, je beweegt in een stad, bijvoorbeeld met een kind, dat heeft ook veel te maken met hoe zorgzaam die stad is ingericht. Je moet voldoende ruimte creëren voor iedereen.”
Ook Jérémy Désir-Weber ziet een parallel met zijn situatie. “Ik wilde niet gewoon opstappen. Ik wilde me uitspreken, en dat is ook een vorm van zelfzorg. Daar is wel een beetje moed voor nodig, want je weet nooit wat je over je heen krijgt. Maar ik zie het nog ruimer: over jezelf leren, je familie en de planeet, dat is ook een vorm van zelfzorg. Leren over de planeet en de grondstoffen die je gebruikt, dat gaat net over een maatschappij die goed voor zichzelf zorgt.”
Veel verhalen over het klimaat, maar ook over ecologische wantoestanden zoals het PFAS-schandaal, creëren angst bij de mensen. Kan angst mensen ook samenbrengen, of niet?
“Ik heb daar gemengde gevoelens over”, zegt Thomas Goorden. “Voor ons is de schade door PFAS al aangericht. Daar moeten we ons geen zorgen meer over maken. Maar wel over de komende 200 tot 300 jaar. We krijgen die PFAS niet uit de natuur, ver voorbij een tijdspanne die we kunnen overzien. Ik wil de vergelijking maken met covid. Daar zag je ook veel angst, daardoor kunnen mensen makkelijk radicaliseren. Maar dat is soms gemakkelijker dan moedig te zijn, en de dingen te willen aanpakken.”
Apolline Vranken: “Moedig zijn is soms een mannelijk privilege. Vrouwen moeten iedere dag moedig zijn om op straat te komen.”
Thomas Goorden: “Dat snap ik, het klopt ook maar ik betaal ook een prijs. En wat ik vooral wil zeggen is: mensen zijn naïef als ze denken dat ze de gevolgen van de klimaatcrisis kunnen ontlopen. Dat zal niemand lukken. Daarom zijn zoveel wetenschappers nu vooruit aan het lopen, aan het waarschuwen, we gaan sowieso veel verliezen. Ik vraag alleen om het nog sneller te doen, al is dat misschien een raar idee. Maar sommige problemen moet je keihard tegemoet treden, je moet jezelf gooien. Maar het moet wel een individuele keuze zijn om dat te doen.”
Apolline Vranken: “Zorg kan soms ook een radicaal idee zijn dat in dit concept past. Zeker als het gaat om zorg voor anderen.”
INSPIRATIE
Caroline Van Petegem wil graag weten welke verhalen en storytellers inspirerend zijn.
Apolline Vranken: “Ik raakte heel erg geïnspireerd door een feministisch essay van Denise Brown over feministische architectuur. Zij was een partner van een andere architect, die voor hun gezamenlijke werk wel een prijs kreeg, maar zij niet. Daarop ging ze schrijven, er volgde zelfs een petitie door studenten, in 1977. Dat vond ik ongelooflijk inspirerend, ik wilde die vrouwelijke visie op architectuur ook delen. Die is trouwens al erg oud, je kan stellen dat het begon met de begijnhoven hier in onze streken, een vorm van proto-feminisme. Die begijnen waren echte revolutionairen. Ik hoop dat ik nog andere rolmodellen zal vinden, maar ik probeer ondertussen de architectuur van binnenuit te veranderen, met daden en met het vertellen van die feministische verhalen.”
Thomas Goorden werd vergeleken met De Kat, een populaire jeugdserie uit de jaren zeventig, waarin een milieuactivist die vermomd is als kat het opneemt tegen een malafide, vervuilende ondernemer. “Dat is heel toevallig gekomen. Van iemand uit de milieubeweging kreeg ik te horen dat ik te veel het woordje “ik” gebruikte in mijn mails en acties. Ik vond dat die man een punt had, ook al was zijn opmerking wel confronterend. Maar ik heb “ik” toen uit mijn vocabulaire geschrapt, bijvoorbeeld in mijn berichten op facebook. Het was de schrijver Jeroen Olyslaegers die me vervolgens De Kat doopte, en ik heb dat overgenomen. Het is een narratief trucje, maar het is bijna de enige mogelijkheid om dit verhaal te vertellen. Daarom heb ik mijn boek ook zo geschreven, het is dus zeker geen autobiografie, het is eerder een avonturenroman.”
Apolline Vranken: “Als je academisch schrijft, mag je ook geen ik gebruiken. Dat is niet altijd gemakkelijk, zeker vanuit een feministische visie. Of je moet gaan schrijven in het koninklijk meervoud.”
Of een verhaal een happy ending moet kennen? Thomas Goorden: “Soms is het beter als iemand zich goed voelt op het einde van het boek. Anders is het een beetje wreed, het is zo al erg genoeg. Dat weten de mensen al.”
Jérémy Désir-Weber merkt op dat activisten het vaak opnemen tegen zeer dominante krachten uit het kapitalisme. Hij heeft zijn roots op het eiland Martinique, en raakte geïnspireerd door de verhalen van de marrons, tot slaaf gemaakte lokale bewoners die tijdens de koloniale periode uiteindelijk de plantages ontvluchtten en ergens anders probeerden een bestaan op te bouwen. Marrons vond je zowel op het Afrikaanse continent als in de Caraïben. “Dat waren echt heel moedige mensen, hun verhalen vond ik erg inspirerend. Het leert me dat er veel vormen van protest en activisme kunnen samengaan, maar dat we wel moeten samenwerken. Er zijn veel manieren om de dominantie van het kapitalisme te bestrijden, de Marrons leerden ons dat al.”
“Samenwerken is zeker belangrijk, en ook subjectief spreken kan erg sterk zijn”, vult Apolline Vranken aan. Storytelling kan mensen raken, kan erg affectief en dus effectief zijn? Ronald Reagan was de eerste die het gebruikte als een politiek instrument. We moeten niet aarzelen om dat ook te doen: marketing, data, fictie, we moeten alles gebruiken om ons verhaal te vertellen, en verschillende verhalen samen te brengen.”
“Zijn we niet al erg verbonden?”, vraagt Thomas Goorden zich af. “We wisselen al heel veel ideeën uit, ook al vecht ik soms in mijn eentje, ik voel me wel een onderdeel van een gemeenschappelijke strijd. Er zijn natuurlijk wel wat tegenstrijdigheden of conflicten, maar is dat erg? Er is veel debat, en dat is vaak de moeite. Als Apolline vertelt over feminisme, dan zit ik achterover en luister, en ik probeer bij te leren. En ik ben me bewust van die andere en vele problemen, maar ik vind het wel moeilijk om ze allemaal te integreren in mijn verhaal.”