ma di wo do vr za zo
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
12
 
13
 
14
 
15
 
16
 
17
 
18
 
19
 
20
 
21
 
22
 
23
 
24
 
25
 
26
 
27
 
28
 
29
 
30
 
 
 
 
 
 

"Hoe kan een spel zo ontzettend belangrijk zijn?"

Residentengesprek met Ahilan Ratnamohan

Interview
19.05.23

Artist-in-residence Ahilan Ratnamohan gidst ons in dit interview langs de weg die hij aflegde tot vandaag. Van film tot theater. Van voetbal tot dans. Van Australië tot België. Van Engels tot Tamil.

interview met Ahilan Ratnamohan, door Barbara Van Lindt en Eva Decaesstecker (Kaaitheater, mei 2023)

 

Sommige levensveranderende momenten zijn zo intens dat je meteen weet dat niets meer zal zijn als voorheen. Maar veel sleutelmomenten ontdek je pas lang nadat je ze meemaakte. Theatermaker en choreograaf Ahilan Ratnamohan gidst ons in dit interview langs de weg die hij aflegde tot vandaag. Van film tot theater. Van voetbal tot dans. Van Australië tot België. Van Engels tot Tamil. We spreken hem begin maart, tussen de repetities van verschillende projecten in.

Ahilan Ratnamohan, geboren in Australië van Srilankaanse ouders, studeerde af aan de filmschool in Sydney en overwoog een voetbalcarrière, voor hij het podium opstapte. Als theatermaker maakt hij vandaag interdisciplinaire stukken met onconventionele performers en vormen.

Zoals elk parcours, is ook het zijne opgebouwd uit ervaringen en keuzes. Veel van deze momenten hebben met elkaar gemeen dat ze iets in gang zetten dat toen nog niet zichtbaar was. Het zijn eye-openers, geplante zaadjes die indirect Ratnamohans weg zullen bepalen. Het kantelmoment in zijn kijk op cinema kwam bijvoorbeeld door Requiem for a Dream van Darren Aronofsky. De eerste revelatie binnen podiumkunsten was een theatervoorstelling van Carlos Gomez. Een kantelpunt van performer naar regisseur was tijdens zijn tijd bij het gezelschap Branch Nebula.
Sommige kantelmomenten blijken achteraf meerlagig te zijn. Voor hij zich in de theaterwereld stortte, probeerde Ratnamohan een carrière als professionele voetballer uit te bouwen. Onder andere in Duitsland, waar hij toevallig een repetitie bijwoonde van het dansensemble bij Theater Ulm en, gebeten door dans, meteen erna besloot balletles te volgen. “Nu ik dit vertel, besef ik dat dit sleutelmoment niet enkel over beweging gaat maar ook over taal. Want na die repetitie gingen we met z’n allen nog iets eten. Als eentalig en Engelstalig persoon was ik enorm onder de indruk van hoe die dansers, die de wereld hadden afgereisd, wisselden tussen Italiaans, Duits, Engels...”
Ook het maken van zijn voorstelling Michael Essien I want to play as you, was een eerste keer in heel wat dingen: zijn eerste voorstelling in België, zijn eerste voorstelling als regisseur, een eerste keer werken met een ensemble van voetballers. “Ik leerde dat werken met niet-professionelen niet hetzelfde is als werken met niet-performers. Door hun trainingcultuur waren die voetballers namelijk heel professioneel.” Later kwam nog het sleutelmoment in het Letse festival Homo Novus, waar hij tegen alle verwachtingen in een voorstelling in het Lets maakte.

Taal is naast voetbal een van de rode draden doorheen je werk. Wanneer werd taal voor jou een onderwerp om voorstellingen rond te maken?

AHILAN RATNAMOHAN: Nog een kantelpunt dat ik vergeten was! In 2010, in Australië, net teruggekeerd uit Duitsland, probeerde ik voor het eerst iets met taal. Ik leefde nog met het gevoel een klein kind te worden wanneer ik in Duitsland in gebrekkig Duits sprak. Het gevoel dom te zijn. Bij Campbelltown Arts Centre begon ik aan een voorstelling rond de macht van taal. Na een paar weken werken rond parafraseren en vertalen met een groep anderstalige kunstenaars, hield Anne-Marie Dalziely, de producent van Campbelltown, me tegen: “het spijt me, maar ik denk dat je op het verkeerde spoor zit," zei ze. “Ik weet het niet zeker maar ik wil dat je even iets anders probeert. Ik wil dat je workshops gaat begeleiden in een klas met het materiaal van je repetities.” De spelletjes die ik had ontwikkeld in de repetities waren vaag gebaseerd op het fout gebruiken van taal. Ik ben toen effectief workshops gaan geven aan een klas vol nieuwkomers die Engelse les volgden. Voor de studenten was dit belangrijk want in de workshops mochten ze eindelijk eens fouten maken. En dat is ook mijn filosofie als ik een taal leer: wees niet bang om fouten te maken. Uiteindelijk heb ik samen met de leerlingen The Foreigner gepresenteerd – een soort spel waarbij zij de gids waren voor een grotendeels Engelstalig publiek. Het was op dat moment nog geen afgewerkte voorstelling, maar het bevestigde enerzijds de kracht van werken met niet-performers en veel van de taktieken die we hebben gebruikt, ben ik de voorbije jaren blijven onderzoeken.

Daarna lag het taalaspect in je voorstellingen een lange tijd stil.

A.R.: Klopt, het is pas in 2017 – ik woonde dan al bijna 5 jaar in Antwerpen – dat ik The Foreigner had gepitcht voor het Homo Novus festival. Mijn samenwerking met het festival is toen uitgegroeid tot een trilogie, The Foreigner, Billē in 24 uren en The Perfect Migrant, een monoloog in het Lets. De ervaring van die monoloog was een superbelangrijk moment voor me. Ik zag hoe exponentieel mijn Lets verbeterd was door een Lets script van buiten te leren en ontdekte het potentieel van performance om een taal te leren. Door een taal te leren, krijg je ook connectie en toegang tot bepaalde emoties van een bevolking. Tegelijk werd ik tijdens het maken van de voorstelling geconfronteerd hoeveel ruimte ik welke taal geef in mijn leven. Ik besefte hoe weinig plek ik kon vrijmaken voor het Tamil, de taal van mijn ouders die ik zelf niet aangeleerd kreeg (ik werd opgevoed in het Engels in Australië, in de overtuiging dat dit later mijn kansen zou vergroten).

Hoe beweeg je nu tussen al die talen? En dan vooral tussen je moedertaal, het Engels, de taal van je ouders, het Tamil, en al die andere talen die je gaandeweg aanleerde.

A.R.: Ik leer talen aan de hand van de context waarin ik me bevind. En de ene taal komt gemakkelijker aan bod dan de ander. Duits, dat ik leerde toen ik in Duitsland trainde, is echt een troef geworden. Ik spreek al jaren Duits met Duitse en Zwitserse programmatoren. Frans is ook de laatste jaren ook heel aanwezig, en nu zeker met mijn Franstalige voorstelling Une traduction infidèle.

Tamil kom ik maar zelden tegen als ik het niet actief opzoek. Een aantal jaar geleden begon ik regelmatig te reizen naar het dorp waar mijn ouders oorspronkelijk vandaan komen in Sri Lanka. Maar door corona en de economische crisis, en ook door de drukke agenda van mijn eigen projecten, is de frequentie van mijn Sri Lanka-reizen te onvoorspelbaar geworden. Ik heb dus manieren moeten zoeken om Tamil in mijn Antwerpse leven in te bouwen. Dat is deels gelukt maar nog niet helemaal – hier vertel ik over in de lecture-performancereeks Should have been my mother tongue.

Als ik andere talen begin te studeren, voel ik me een beetje schuldig tegenover Tamil. Ik leer altijd twee talen tegelijk en de taalkeuze is vaak gebaseerd op de projecten die ik doe. Momenteel is dat Frans en Tamil. Ik heb recent voor mezelf besloten dat Tamil altijd een van de twee talen moet zijn – iets wat in het verleden vaak niet het geval was. Ik spreek nu ook consequent Tamil met een aantal van mijn familieleden en vrienden.

Naast taal was voetbal ook een van de grote onderwerpen in je werk, zoals je eerder ook al aangaf. De laatste jaren lijkt dit thema wat meer op de achtergrond te liggen.

A.R.: Voetbal is al een aantal jaren afwezig in mijn werk – iets wat ik betreur. Ik heb het gevoel dat meertaligheid in België meer weerklank vindt en ook mijn eigen eindeloze interesse in taal heeft ervoor gezorgd dat de focus tegenwoordig voornamelijk daar ligt.
Tegelijk blijft alles rond voetbal-dans-theater en Klapping (mijn op voetbal geïnspireerde urban danstaal) een grote passie. Een paar weken geleden is hier trouwens toevallig weer beweging in gekomen. Volgend jaar vindt het Europees Voetbalkampioenschap plaats in Duitsland en er bieden zich veel mogelijkheden aan om dingen te doen. Het lijkt alsof 2024 het jaar van de terugkeer naar mijn voetbalroots zal zijn! (lacht)

Binnen voetbal heb ik nog veel te onderzoeken. Ik ben sinds vorig jaar ook trainer geworden in mijn dochters voetbalteam. Wat ik daar vooral leer, is hoeveel ik van voetbal hou. En dat durf ik soms niet zeggen in de kunstenwereld. De passie voor voetbal zit enorm diep... Het fascineert me dat een spel zo ontzettend belangrijk kan worden dat je er continu mee bezig kunt zijn. Het lijkt soms alsof het iets anders belichaamt of aan iets groters appeleert.

Taal en voetbal komen soms ook samen in je werk. Dit was het geval met Look On The Bright Side, waarin de Nigeriaanse voetballer Etuwe Bright Junior in het Nederlands vertelt over zijn droom om een (voetbal)ster te worden. Hier komt nu een vervolg op: Josse Jnr., samen met Josse De Pauw.

A.R.: Toen ik initieel Josse aansprak over dit project, wilde ik hem vooral met Junior laten samenwerken. Zelf wilde ik niet perse bij het project betrokken zijn – voor Junior leek me dat het ideaalst. Maar toen Josse het verhaal achter de voorstelling hoorde, vond hij dat we het met z’n drieën moesten maken.

Junior en ik hadden Look On The Bright Side gemaakt met als doel van Junior een ster te maken. En dat is deels gelukt, maar deels ook niet. In die voorstelling kwam toevallig een tekst van Josse voor en we verwezen er naar het concept van theatersterren in België alla Josse of Bruno Van den Broecke. Voor mij was het heel duidelijk dat een samenwerking met zo’n ster een volgende stap in de evolutie was. Vooral Junior een tekst van Josse horen leren en opvoeren had me zo diep geraakt op verschillende vlakken. Ik wilde dit nog dieper onderzoeken. De samenwerking is dus inhoudelijk interessant, maar ook op professioneel vlak voor Junior heel fijn.

Voor Josse Jnr. breng je eerst nog de première van Une traduction infidèle, tijdens Kunstenfestivaldesarts. Een voorstelling waarvoor je Frans leert en waarin je Franstalig België (en de afwezigheid ervan in Vlaanderen) onder de loep neemt. Hoe pak je dit thema aan?

A.R.: Ik ga als Gonzo Journalist aan de slag: ik benader het onderwerp op een heel persoonlijke manier. Enerzijds leg ik me enorm toe op het leren van de taal. Daarnaast maak ik korte reizen: zo heb ik een paar dagen op een boerderij in Œudeghien gewerkt om Frans te leren en hun cultuur mee op te snuiven. Ik bezocht ook Binche tijdens het carnaval Gilles de Binche. En ik heb last minute een colocation en residentie geregeld in Luik. Deze ochtend sprak ik met leerlingen Frans – en ik heb me ook al afgevraagd of ik me niet moet inschrijven in een cursus Frans om die ervaring ook mee op te doen.

Le Maillot - One Size Fits All, een project dat ik vorig jaar met Globe Aroma maakte, was eveneens een voedingsbodem. De groep waarmee we werkten was overwegend Franstalig, maar de variaties aan accenten was enorm: de Burkinees, de Vlaming, de Luikenaar die oorspronkelijk uit Congo komt, de Brusselaar, de Guineëaanse... Heel verwarrend want veel uitspraken zijn zo anders, maar ik wilde enkel Frans spreken met de groep – hoe slecht mijn Frans ook was. Momenteel is het materiaal van Une traduciton infidèle nog redelijk dens. We zullen zien waar we uitkomen!


ARTIST IN RESIDENCE